Ons Amelander Plekje

Sinds mijn 14e kom ik op Ameland. Eerst als kleine jongen, later als vader en nu als opa, echt mijn plekje dus. Als de veerboot is aangemeerd en ik de boot verlaat kom ik thuis – vaak met mijn dierbaren. Thuis, niet alleen omdat we vaak op hetzelfde plekje zitten, maar het hele eiland voelt zo. We hebben alle paden en straten doorkruist en bewandeld, alle musea en kerken bezocht en een paar jaar geleden heb ik alle kruispunten tussen de stranden van Buren en Hollum bij nacht gefotografeerd. Ameland heeft niets meer te verbergen voor me. Maar zoals eb en vloed het eiland vormen en hun sporen achterlaten geldt dit ook voor haar bewoners en bezoekers; getijden en de tijd zijn metgezel van onze sterfelijkheid. Ik werd eraan herinnerd toen ik gisteravond foto’s maakte op de veerdam en de (ms) Ameland mistte. Een paar jaar geleden fotografeerde ik haar schipper in de uit haar as herrezen Sint Clemens Kerk. ‘Ja hoor, dat mag wel’ was zijn antwoord op mijn verzoek. Door mijn zoeker leek hij even in zijn stuurhut te staan; soms herinnert een beeld je aan een gemis.

Vandaag zat ik samen met mijn vrouw op een bankje bij de plek waar de reddingsboot gelanceerd wordt. Ik tuurde over het wad naar de einder – Harlingen, Terschelling, ver weg maar niet onbereikbaar. Op het hek voor me een bordje waarvan ik me afvroeg of het daar altijd al gehangen had. Leuk bordje, zoals je het ook kunt vinden in een souvenirwinkeltje. Maar het is volgens mij meer dan dat. Er naast een in het zand gestoken kaars – onaangestoken – en een verdorrend plantje. De lont nog onaangetast door vuur, dat met deze harde wind geen kans van overleven zou hebben. Het assemble is een monument, een herinnering aan iets wat samen gedeeld werd – ons plekje. Ik sla een arm om haar heen die naast me zit. Ze is me dierbaar, en nu Goddank nog ‘bereikbaar’ op wat ook ons plekje is.

We vervolgen onze weg met, een meer dan symbolische, tegenwind. We laten de onaangestoken kaars achter ons in de hoop dat deze weer kan branden zodra de storm is gaan liggen. Wie zal hem aansteken?