Melanie

Af en toe mag je getuige zijn van een prachtig voorbeeld van miscommunicatie, die zijn oorsprong vindt in een gebrekkige waarneming. Gek genoeg denken we bij communiceren meer aan praten dan aan luisteren, of breder gezegd: waarnemen.

Zo was ik getuige van een ‘gesprek’- het was meer een poging daartoe – tussen een zwaar spastisch meisje en een met haar contact zoekende vrouw op leeftijd. Die laatste zal zich afgevraagd hebben wat iemand met een toetsenbord op zijn rolstoel moet en zal er helemaal niet bij stilstaan gestaan hebben wat de functie is van een uitleesvenstertje. Haar veronderstelling was blijkbaar dat je in zo’n (rol)toestand waarschijnlijk ook wel doof zult zijn en daarom startte ze haar ‘gesprek’ middels handgebaren. Het meisje reageerde zichtbaar geïrriteerd en begon – voor zover het ging – als een razende te typen. ‘Denkt ze dat ik gek en doof ben’ verscheen er in het venstertje. Ze ging ze er van uit – ook een waarneming – dat de vrouw het toch niet zou lezen; haar inschatting was juist: de boodschap was voor mij bedoeld.

De vrouw ging onverstoord door met haar handgebaren, want blijkbaar had ‘het meisje het niet goed begrepen’; inderdaad en ze was dat ook niet van plan. Weer typte ze een bericht dat haar ergernis verwoordde. Blijkbaar vond ze dat ik in moest grijpen, maar ik ben meer van het waarnemen. Het ‘gesprek’ eindigde in een desillusie voor de vrouw; haar oogopslag verraadde de teleurstelling geen werkelijk contact te hebben gekregen met iemand die volgens haar – terechte – inschatting het zo hard nodig heeft.

Waarnemen alleen lijkt me overigens niet genoeg, je waarneming moet ook nog een beeld opleveren – ook al valt het buiten je eigen kaders – waarop je je communicatie kunt afstemmen. Dat eigen kader kan ons redelijk dwars zitten. Het is goed af en toe getuige te zijn van zo’n ‘gesprek’,

….. of was ik deelnemer?

13% retour

Ik ben bij Zembla aangeland. Een uitzending over retourstromen bij webwinkels heeft mijn interesse gewekt. Ik droom even kort weg naar mijn studietijd waarin ik het consumentengedrag bij het grootwinkelbedrijf bestudeerde. Een ogenschijnlijk vreemde interactie tussen logistiek en menselijk gedrag. Schappen-plannen, looproutes en overprikkeling die tot hypnose leidt. Ik smulde er destijds van.

In deze uitzending dezelfde onderwerpen. ‘Bestel maar, bestel maar’ is het devies van de webwinkel. Maak het de consument maar zo makkelijk mogelijk en dus doen we het makkelijk, gewoon omdat het kan: vijf stuks bestellen in verschillende kleuren en er vier terugsturen – kosteloos natuurlijk. Of twee dagen in een nette outfit lopen en deze met parfum en al retourneren – kosteloos natuurlijk.

Gaandeweg de uitzending wordt steeds duidelijker hoeveel we retourneren – 13%1 – en wat de gevolgen daarvan zijn. Omdat een groot deel van de retourartikelen niet meer verkocht kan worden omdat het zelf- of slechts de verpakking beschadigd is ontstaat een hele handel rond deze ‘afvalstroom’. Pakhuizen vol klaar voor verzending naar verre oorden en gigantische machines die spullen vernietigen omdat men er geen andere bestemming voor weet.

Het kijken naar deze gigantische verspilling en vernietiging stemt me somber en vervult me met schaamte omdat ik soms ook winkel bij die winkels en omdat sommige van mijn kids eenzelfde bestelbeleid hanteren – gewoon omdat het kan.

Ik blijf achter in verwondering, ik wist niet dat het zo erg was. Met andere ervaringen is dit er één die me in de handen van de lokale detailhandel drijft.

‘Mag ik nog even die andere schoenen passen mevrouw’. Tot vorige maand kon dat nog. Nu staat er een bordje op de deur dat de zaak dicht is. De ‘sprinkhanen’ hebben hun werk gedaan.

1schatting: 80 miljoen euro.

De mandarijn

In het kleine kamertje weerkaatst het ruim-gevulde glasvezelbehang het felle zonlicht op zijn nog overgebleven witte plekken, afgesleten hoeken verraden haar leeftijd. Links in de hoek, tegenover de deur, een even oude afvalbak die bijna bezwijkt onder de last van zijn achtergelaten inhoud.

Hier kun je uren wachten en je voeten laten rusten op versleten tegels.  Zestien plafondplaten hangen dreigend in de lucht, een knipperende TL lamp voorspelt hun val. De mandarijn op het leestafeltje heeft inmiddels haar glans verloren. De rimpelige schil omsluit de onderling verbonden delen.

Een bezoeker schuifelt over de gang, op die leeftijd moet je vaak. Op de terugweg hoopt hij zijn mandarijn terug te vinden. Deze dag is hij gelukkig niet vergeten. Verderop in de gang laten warme- een paar koude handen weer los en zoeken haastige voeten het kleine kamertje op.

“Ze is klaar meneer”.

Uitgeteld staat hij op. Gelukkig heeft hij zijn mandarijn teruggevonden. Het zou voor de eerste keer zijn sinds hun trouwen dat hij met lege handen aan zou komen en ze niet zouden kunnen doen wat ze altijd op hun trouwdag gedaan hadden. Grote cadeaus waren er nooit, in plaats daarvan op een goud gerand schaaltje een mandarijn, die langzaam afgepeld werd en waarbij oude woorden en wensen uitgesproken werden, als herinnering aan de eerste viering op de dag dat hun wederzijdse ouders nog leefden en onverwachts langskwamen.

Het was middenin de oorlog, het was winter, hongerwinter. Ondanks de avondklok hadden ze door het duister sluipend het schapenspoor gevolgd onder aan de IJsseldijk, tot aan het schapenhok. En daarna verder over het zandpad naar het kleine huisje een eindje verderop.

Eenmaal binnen hadden ze elkaar omhelsd en lieten ze hun tranen de vrije loop. De laatste keer was ruim een jaar daarvoor toen de tranen nog van blijdschap kwamen omdat trouwen nog mocht van de bezetter en toen de familie nog groter was.

En toen ze elkaar losgelaten hadden kwamen de verhalen, ook over loslaten, van anderen die verdwenen waren, terwijl hun band zo hecht was.

Het was toen een van hen de laatst overgebleven mandarijn afpelde en deze in twee helften verdeelde en aan ieder ouderpaar er een gaf zodat ze verder eerlijk verdeeld kon worden. “Zo worden families van elkaar gescheiden” zei hij. En het was na een onderlinge blik van verstandhouding dat beide moeders hun helft teruggaven aan de jonggetrouwden met de wens om nooit van elkaar gescheiden te worden.

Na de bevrijding stonden ze er alleen voor. De rest van de familie had het niet overleefd. Het huisje onderaan de dijk werd afgebroken en ze verhuisden naar de grote stad vlakbij. Ze waren er samen gelukkig en hadden uitzicht op de plek waar eens hun huisje had gestaan. Nu leven ze sinds een paar weken gescheiden van elkaar omdat het niet meer ging. Het oude verpleegtehuis is hun enige ontmoetingsplek geworden. Het verval is er zichtbaar.

Aan het einde van de gang gaat de oude man het hoekje om, daar waar haar kamer is. De zuster heeft haar geholpen zodat ze er feestelijk uitziet en als ze elkaar zien worstelen hun tranen zich naar buiten; het kan maar zo de laatste keer zijn.

Als hij bij aan haar bed zit draait ze het tafeltje tussen hen in en verschrompelde handen vinden elkaar op het koude oppervlak van het goud gerande schaaltje dat ze heeft klaargezet. En als ze elkaar diep in de ogen kijken fluistert ze: “Heb je hem bij je?”

de Witte Wieven

Bovenop de Ballumer Blinkert wil ik staan in afwachting van de zonsondergang. Er is een weersverandering op komst en dan moet je erbij zijn als fotograaf. Veranderende omstandigheden vastleggen in verstilde beelden; ik hou van tegenstellingen.

Op het schelpenpad van de Verbindingsweg naar de Blinkert kan ik nog net een kleine salamander ontwijken die zich te goed lijkt te doen aan de door de zon opgewarmde schelpen. Mooi oranje is hij, net als de zon. Voorzichtig probeer ik hem op te pakken, hij lijkt wel dood, maar langzaam komt er weer leven in. Ontroerend teer diertje op een gevaarlijke fietsroute, ‘ik zal je redden’. Languit liggend probeer ik een foto te maken, wel focus, maar geen scherpte en te weinig licht – op hoop van zegen. Dankbaar groetend zet ik hem even later op een veilig plekje ver weg van het fietspad.

Door deze onverwachte ontmoeting moet ik me nog haasten. Boven aangekomen blijk ik gelukkig alleen – hoe moet je anders van de rust genieten – Wat is ze wonderlijk mooi die natuur: een oranje ondergaande zon die de lucht zijn lading en gloed geeft, een immer ruisende zee die als een backing vocal het zich voortdurende veranderende landschap begeleidt. En in de verte de vuurtoren, een hemelwijzer als baken op aarde.

Als de zon langzaam verdwijnt verandert de sfeer met hetzelfde tempo. In de mystiek verwisselt de dag zich voor de nacht. Het wordt koud en klam. Het landschap wordt langzaam opgeslokt en lijkt te sterven door een witte deken van mist – de Witte Wieven zijn gekomen en nemen op weg naar de nacht fluisterend bezit van het landschap. Laat ze maar komen, laat me maar even samen met het landschap verdwijnen en rusten onder hun witte, zachte deken.

Nadat het licht verdwenen is staat – als op een woord – de wereld stil. Morgenvroeg zal de opkomende zon de Witte Wieven weer verdrijven en de nacht zich omwisselen voor een nieuwe dag; de zoveelste dag – en hij zag dat het goed was.

bij mijn aanmelding voor de schrijversvakschool

(reeds eerder gepubliceerd)

Tussen de gitaren zit ik weer. Ik heb me een schrijfplekje toegeëigend in het midden van de winkel. Een vorige keer schreef ik er al een stukje over en deze keer kan in de aandrang ook niet onderdrukken.

Mijn zoon is aan het puzzelen, te weinig linkshandigen en de exemplaren die hij geprobeerd heeft lijken niet te bevallen. En hier zit ik dan, terwijl om mij heen de muziek opstijgt uit een keur van instrumenten.

Een junior medewerker – student letterkunde – heeft me een kopje koffie gebracht en een tweede tafeltje bijgeplaatst om mijn geschrijf niet te bemorsen.

‘Aan het schrijven meneer ?‘.
Wat zal ik antwoorden …..

Ik vertel van mijn vorige ervaringen in deze winkel en dat ik er ook een stukje over schreef en dat ik dat tot een boekje gebundeld heb dat nu in de winkel ligt.

‘Bent u een schrijver meneer ?‘.
Wat zal ik antwoorden …..

Ik vertel dat ik gisteren het boekenbal bezocht, samen met mijn broer die ondanks zijn hoge leeftijd nog als beste boekverkoper te boek staat. Laatst was hij nog op TV en zijn baas beaamde dat hij gewoon de beste is. De mond van de student staat inmiddels wijdt open. ‘Dat is ook mijn droom meneer, dat boekenbal’. Met een diepe buiging treedt hij achterwaarts, steun zoekend bij collega’s die hem troostend opvangen.

Fluisterend en mij niet uit het oog verliezend spreken ze met elkaar. Ongeloof heeft zich van hun meester gemaakt.  Hun gefluister blijft niet onopgemerkt en andere gasten willen er het hunne van weten. Uit alle hoeken van de winkel snellen ze toe en staren mij inmiddels aan met opengesperde ogen. Ik geniet ervan, van mij mag het nog even duren.

Tegen sluitingstijd komt er pas verandering in het tafereel. De meesten zijn bijgekomen van de schrik en durven eerst nu om een handtekening te vragen, Met verve krabbel ik mijn naam op borsten en billen en als de winkel leeg is wil ook het personeel een blijvende herinnering. Als laatste komt de jongste bediende langs voor een afrondend gesprekje. Zijn adoratie lijkt inmiddels verdwenen. Bijgekomen van de emoties heeft hij het schouwspel van een afstand gevolgd en heeft zich suf gepeinsd wat er achter mijn brede glimlach kan zitten.

‘Mag ik weten hoe u heet meneer ?’.
Wat zal ik antwoorden …..

Als ik mijn naam zeg verstikt hij.

‘Bent u wel echt schrijver meneer en spreekt u wel de waarheid meneer ?’.
Wat zal ik antwoorden …..

‘Niets dan de waarheid jongeman, wat heb ik anders het afgelopen uur gedaan ?’.

Castor en Pollux

Warm is het, te warm om te slapen. Half vier, ik ga er maar weer uit en loop onrustig door deuren en langs ramen. Staand voor een open raam kijk ik naar de sterrenhemel die zich schijnbaar deze nacht wil laten ontdekken.

Links naast een bijna verborgen maan staat een heldere ster die uitnodigend straalt waardoor ik me af vraag wat zijn of haar naam is. Mijn fotovriend – natuurkenner van korstmos tot kosmos – heeft me getipt over een mooie app die de sterrenhemel een naam geeft. De afgelopen nachten heb ik hem vaak gebruikt en ben ik verrast over zijn werking en de informatie die hij biedt; er gaat een wereld voor je open, een die groter is dan waarop ik nu op rondloop. Venus is het, geen ster, maar een planeet. Ik heb het verschil gisteren nog aan mijn kleinzoon uitgelegd; je bent alleen zichtbaar in het licht van een ander. Maan en Venus, beiden planeten die het van een ander moeten hebben.

Als mijn ogen verder aan het duister gewend zijn zie ik nog verderop links van de maan twee kleine lichtpuntjes, het blijken Castor en Pollux te zijn, de helderste sterren van het sterrenbeeld Tweelingen. Mijn associatief brein neemt me mee langs oude beelden en herinneringen als reiziger door tijd en ruimte. Ik wordt er rustig van; te weten onderdeel te zijn van een groter geheel geeft de mens rust – niet langer alleen te zijn in een slapeloze nacht.

De afgelopen weken brachten juist wel een sfeer van eenzaamheid en onrust. Beperkte levensruimte en contactloos leven vormden de contouren van ons bestaan. We haalden onze rolstoeldochter naar huis om haar te beschermen tegen een onzichtbare vijand en zelf maakten we korte uitvluchten naar een vaste plek op een naburige camping. Heen en weer in tijd en ruimte …..

Op de app lijkt een satellietspoor de sterren en planeten in twee werelden te plaatsen; die van licht geven en die van licht ontvangen. Net zoals in de mythologie de Griekse tegenhangers van Castor en Pollux. Zij verbleven de ene dag als goden op de Olympus en de andere dag als sterfelijke zielen in Tartaros; evenzo voelde ik me soms heen en weer geslingerd tussen twee soortgelijke werelden.

Maar nu is er dus even rust en nadat ik de app leeg-gelezen heb besluit ik mijn eigen ‘Leda’ weer op te zoeken in de hoop de slaap te kunnen hervinden. Verrassend hoe soms twee werelden tot één versmelten als je tijd en afstand even de ruimte geeft.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Castor_en_Pollux

Van beeld, tekst en een broodmachine

Op mijn fotografie site beschrijf ik waar mijn passie ligt en verwoord die in termen van ‘Licht en Letters’. Het zal niemand verbazen dat in tijden van een pandemie en de daarmee samenhangende isolatie, waarin ik mij met een deel van mijn gezin bevind, er weinig te fotograferen valt. Mijn rolstoeldochter heeft whatsappies de wereld ingestuurd als teken van leven, maar daar blijft het dan ook bij. Mijn fotowerk ligt op zijn gat, juist omdat ik fotograaf van de ontmoeting wil zijn.

Het ‘Licht’ is even uit dus en wat resteert zijn de ‘Letters’. En daar heb ik er gelukkig nog genoeg van. Juist in een periode van rust en afzondering komen de gedachten van deze toe- en beschouwer vanzelf en ontstaat de behoefte deze woorden te geven. Ik heb daarom mijn oude website met blogs nieuw leven in geblazen en laat me verrassen wat er allemaal komen gaat – het is er de tijd ook naar zullen we maar zeggen.

‘Of ik een hamsteraar ben’ vroeg ik mezelf af vandaag. De lang gekoesterde broodmachine is gearriveerd en een van mijn niet opgesloten dochters heeft zowaar een pak broodmix kunnen bemachtigen en bij ons voor de deur gezet samen met een tros bananen en wat sinaasappelen, noodzakelijke bestrijdingsmiddelen voor mijn nu al drie weken aanhoudende griep. Ik zat dus al binnen, dus zit ik dankzij corona-gevaar eigenlijk in de verlenging, die waarschijnlijk langer gaat duren dan de wedstrijd zelf. Hopelijk komen er geen strafschoppen, want er valt niets te winnen.

Met enige aarzeling heb ik de voordeur geopend en trok ik ongezien mijn reddingspakket binnen onze vesting, want dat is het. Het tuinhek zit op slot, de brievenbus is weer buiten opgehangen en er staat een blauwe container met een briefje dat daar de pakketjes in mogen, want de goederenstroom moet gaande blijven; een trapdingentje voor mijn rolstoeldochter nu de fysio is weggevallen en een leesboek dat ik later aan de kleinkinderen wil geven.

In onze vesting zijn de voorschriften aangescherpt want onze rolstoeldochter hebben we niet voor niets weer thuisgehaald. Het was een vreemd gevoel haar weer ‘naar huis’ te halen en ik moest denken aan een verhaal dat ik eerder schreef toen ze de deur uit ging op weg naar ‘zelfstandig’ wonen in een begeleide setting. ‘Daar gaat ze’ was de titel van de blog en nu dacht ik ‘Daar komt ze’. Want lang gaat het waarschijnlijk duren en onze levens zullen weer meer verstrikt dan wat destijds – met tranen in de ogen – de bedoeling was. Toch is het fijn weer zo voor elkaar te kunnen zorgen al is de setting de verkeerde. Zij doet de was weer en helpt met van alles mee als ware het haar geplande dagbesteding.

Het hamsteren zij me vergeven hoop ik; het kleine beetje geeft me als mantelzorger het gevoel dat ik het niet alleen voor mezelf doe. We zullen de broodmachine morgen uitproberen en als het smakelijk brood oplevert zal ik de rest van de familie vragen me wekelijks wat extra mixjes aan te leveren.

 

Eén wereld

En zo wordt je samen stilgezet. Corona lijkt alles te beheersen. De (mogelijke) gevolgen voor ons gezin zijn groot. Onze rolstoeldochter zit opgesloten in haar eigen huisje omdat de dagbesteding dicht is en zij en haar buurmannen en -vrouwen geen bezoek meer mogen ontvangen. Ze is niet de enige die behoort tot de vergeten groep als het gaat om aandacht en maatregelen. Omdat ze tot de kwetsbaren behoort vragen wij ons af of we haar naar ons huis moeten halen; uit voorzorg mijden we daarom zelf maar zoveel mogelijke contacten inclusief die met de kleinkinderen. Andere kinderen van ons hebben kwetsbare beroepen en vragen zich af hoe het verder gaat met werk, gezin of huis.

Ondanks de retorisch mooie toespraak van Rutte blijf ik toch met tegenstrijdige gevoelens zitten. Het is er de tijd niet voor om te gaan jij-bakken, maar ik wordt toch een beetje iebel van de woorden als ‘we hebben ze hard nodig’ en ‘we zijn trots op ze’ als het om werkers binnen gezondheidszorg, het onderwijs en de politie gaat. Juist naar deze, veelal door passie gedreven, werkers is er de afgelopen jaren te weinig geluisterd als het over hun problemen ging omdat het door hem geleide kabinet juist niet luisterde naar deskundigen en met veel valse ‘logos’ en te weinig ‘pathos’ haar eigen ‘ethos’ aan het verspelen was. Ze zijn stelselmatig ondergewaardeerd en nu blijken we ze allemaal hard nodig te hebben om …. ja, wat om?

Natuurlijk heeft een samenleving een gezonde economie nodig, maar is geld de enige noemer die telt? Als de wegvallende export zo enorm is (85% van de bloemen) vraag je je af waarom we al deze werkers niet ‘inzetten’ voor onze eigen (voedsel)productie en in de publieke sector. Boeren zouden hierin een onderscheidende rol kunnen spelen; van varkens naar bloemkolen, van kippen en kazen naar meer gewassen voor eigen consumptie. Ik roep maar eens wat.

Zelf ben ik een beetje bang dat we met een forse greep uit onze diepe zakken het huidige systeem zo snel als mogelijk weer op het oude niveau willen brengen zonder na te denken over de systeemfouten in bijvoorbeeld de wereldhandel en -economie. Misschien is het ook handig bij een redesign ook de milieu-, verkeersproblemen en het uit de hand gelopen massatoerisme mee te nemen; allemaal kenmerken van een wereld die sneller moet dan ze kan. Ik weet dat sommigen het een ‘rotmaatregel’ vinden, maar onze wereld moet echt van 130 naar 100 en minder willen we niet verstoppen en verstikken ! En af en toe eens samen een dag helemaal – uit eigener beweging – stil gaan staan. Ik ken trouwens Iemand die dat ook zo bedoeld heeft.

Wie zit er in mijn bootje

Achter me hangt een uitspraak van een bekende goeroe op het gebied van leiderschap die er op neer komt dat we liever in controll zijn dan effectief. Voorbeeld daarvan is dat je best een ijzeren zwemvest kunt maken onder de ISO normering.

Recent moest ik hieraan denken toen mijn vrouw de vuilcontainer van haar pas overleden moeder ongeleegd weer aantrof. Er hing een keurig voorbedrukt kaartje aan met de tekst: ‘Uw container is om de volgende reden blijven staan:’ en dan een kruisje bij: ‘u staat niet ingeschreven (Burgerzaken)’.

Haar leven lang, ze is 80 geworden, werd ze – tot aan haar sterven – bij haar naam genoemd en betaalde ze trouw alle reinigingsrechten die je maar kunt bedenken. Nu werd ze niet meer herkend omdat ze blijkbaar met de snelheid van het licht uitgeschreven was uit de gemeentelijke systemen. In controll of effectief? Ik kan er naast mijn ergernis (sublimeren maar!) de humor ook nog wel van inzien. Je ziet het voor je: de vuilnisauto pakt de container op en net voordat ie op de kop hangt meldt een geautomatiseerde stem dat er iets niet in de haak is. Dus wordt de container weer zorgvuldig teruggezet, komt de chauffeur uit de auto om het door hem ingevulde kaartje als een krans aan de container te hangen, staat in gedachten even stil bij het geheel, waarna hij zijn weg vervolgt. Er zijn slechtere vormen om iemands ‘overschot’ de laatste eer te bewijzen!

Eenmaal tot rust gekomen vraag ik me als systeemdenker af wat er mis is met het systeem dat de burger van zijn huisvuil verlost. En dan bedoel ik niet het geautomatiseerde systeem van de Rova, maar, zoals De Leeuw het omschreef als de verzameling van elementen / objecten, de omgeving en de in- en externe structuur. Hij beschrijft dat bij de besturing van een systeem de zogenaamde vijf voorwaarden voor een effectieve besturing een rol spelen. Eén daarvan is dat er goed model moet zijn van het bestuurde systeem. In dat model moet herkenbaar zijn dat er sprake is van verschillende situaties die het systeem moet aankunnen. Een andere voorwaarde is dat er voldoende stuurmaatregelen moeten zijn om verstoringen te kunnen corrigeren.

Je kunt je afvragen of bovenbeschreven ervaring heeft geleid tot het uit balans raken van het systeem. Aan de ene kant niet, de Rova is niet omgevallen en de gemeente Kampen – mijn dierbare geboortestad – bestaat ook nog steeds, maar als ik nu TROS-Radar eens bel voor de koude douche?

Klopt het systeemmodel nu niet of ontbreekt er een stuurmaatregel? Ik zal onze procesanalisten eens naar hun mening vragen, waarbij ik ze de visie van De Leeuw wil meegeven dat systemen opsplitsbaar zijn in deelsystemen. Volgens mij is het een kwestie van kijken, en vaak over de eigen aangelegde grenzen heen en zien wie er allemaal in je bootje zit. Waar ligt de systeemgrens en heb ik alle objecten – in dit geval subjecten – aan boord?

Als Hanzestad zou de gemeente Kampen beter moeten weten wie ze aan boord heeft !

Hoop op …..

Het kan maar zo zijn dat je op een dag, zoals nu, even moet bijkomen van een paar intensieve ontmoetingen. Laat ik u meenemen langs een aantal daarvan, belevenissen van de afgelopen dagen, waarin ik meer gezien heb dan alleen maar tastbare dingen.

Afgelopen woensdag was het Dankdag, Thanksgiving zoals een gastpredikant uit Ethiopië het noemde. Hij was uitgenodigd door de MERF, die in Ethiopië ERF heet. Onze dominee was het opgevallen dat de mensen in dat verre land altijd zo dankbaar zijn ondanks hun barre leefomstandigheden. Het was dus geen verrassing dat de gastpredikant preekte over onze dankbaarheid aan God. Redenen te over zo toonde hij aan en hield ons daarmee een spiegel voor. Hij noemde de 12 redenen die in Nehemia 9 opgesomd worden.

De donderdag daarna was het kerkcafé en ik was blij verrast de Ethiopiër daar ook aan te treffen. Tot vreugde van de predikantsvrouw die, omdat hij daar logeerde zij dus de hele dag engels moest spreken, ging ik met hem het gesprek aan. Te laat in het gesprek kwam ik er achter dat de man mij zijn levensverhaal zat te vertellen; had ik het eerder geweten dan had ik Jan met de camera gevraagd – en had ik mijn fototoestel meegenomen – om er mooie opnames van te maken. Zo kom je er weer achter dat iedereen een verhaal, een eigen verhaal heeft. Over en weer luisterend en sprekend resulteert zo’n gesprek dan in het zoeken en uitwisselen van gemeenschappelijke ervaringen en denkbeelden. En dat gebeurde hier ook.

Treffend vond ik zijn verhaal dat hij 2 jaar lang als buschauffeur highschool gehandicapten van huis naar school en omgekeerd had gereden. Hij vertelde me daarbij dat zijn mooiste ervaring was dat een volledig verlamd meisje voor de kerst zodanig met hem oogcontact zocht dat hij er persé achter wilde komen wat ze wilde zeggen; omdat spreken uitgesloten was zocht hij naar woorden om deze voor haar te spreken. Toen hij vroeg of ze ‘merry christmas’ wilde zeggen glimlachte het meisje van oor tot oor; het was een van zijn gelukkigste ervaringen vertelde hij. Ik vertelde hem van de treffende parallel die ik zag met de, hem onbekende, RK-priester Henri Nouwen, die ook een deel van zijn leven wijdde aan de omgang met meervoudig gehandicapten en een soortgelijk verhaal vertelde van wat hij met een gehandicapt meisje beleefd had.

Onderdeel van ons gesprek waren ook de sfeer en ontwikkelingen in de kerken daar en in Nederland. Hij gaf aan zich het meeste zorgen te maken om de invloed van de uit de USA overgewaaide charismatische beweging. Op mijn tegenwerpingen dat wij daar ook veel van kunnen leren omdat de beweging tenminste ook oor en oog heeft voor het hart antwoordde hij dat wij iets zoeken wat we al hadden, wat we kwijtgeraakt zijn. Juist de voorgangers in onze traditie hebben het geloof altijd op een holistische manier benaderd, met plek voor zowel hart als hoofd als handen. Ik zal er nog eens induiken, want ik moet iets gemist hebben in mijn (geloofs-) opvoeding. Het zal de tijdgeest van de 60-tiger jaren geweest zijn die een mist rond het hart opgetrokken heeft.

Afgelopen zaterdag was de officiële ingebruikname van een complex waar gehandicapten o.a. kunnen paardrijden. Als bestuurslid was ik gevraagd het gebeuren op ‘plaat’ vast te leggen, het resultaat was een paar honderd foto’s. Zo terugkijkend moet ik toegeven dat ik een slechte nieuwsfotograaf ben. Ik ga blijkbaar voor de portretten en als het effen kan die van kinderen, al moet je tegenwoordig oppassen wat en wie je er op zet.

Die avond had weer een heel ander karakter. De vriendin van mijn dochter had ons uitgenodigd een thema-avond in Assen bij te wonen van haar kerk die ging over ‘Welkom Thuis’. Nu waren we daar vast niet heengegaan als daar ook niet een zekere heer Ketting op zou treden. – Ja, hoor: we zijn er weer!

De avond op zich was niet geheel onze stijl. Wij weten nu weer waarom we een denkbeeldige ‘tot hier en niet verder – lijn’ in Meppel hebben getrokken; noordelijker hoeft het van ons niet. Ben bleek niet de hoofdgast te zijn; die positie werd toegeëigend door een lokale predikant die het presteerde een wel heel lange overdenking uit te spreken die uiteindelijk ten koste ging van een paar liedjes van Ben, want men wilde wel weer graag op tijd thuis zijn: ’welkom thuis’ dus…… Het meest hebben we genoten van wat je zou kunnen zeggen de randen van de avond, de marge.

Vanwege de geringe opkomst hebben we uitgebreid met Ben & Kim kunnen spreken. Zoals wellicht bekend mag onze dochter Gerdien zich de titel van grootste fan van Ben aanmeten, maar dit keer gingen wij naar huis met het gevoel een vriend ontmoet te hebben, een die we nu ook zo durven aan te spreken. Jarenlang hebben we ons op een afstand gehouden omdat het iets van onze dochter was, maar nu moet zij Ben (en Kim) met ons delen. In hun ontmoeten wij christenen met een wijde blik en van een kinderlijke puurheid als het om geloven gaat. Ze leven blijkbaar in een andere biotoop dan wij. Soms heb ik het gevoel opnieuw geboren te moeten worden om mijn huidige omgeving los te kunnen laten. Waar kennen we dat ook al weer van: ‘opnieuw geboren worden?’ Persoonlijk wordt ik daar behoorlijk onrustig van, zeker toen we met Ben spraken over een mogelijk bezoek aan een sloppenwijk in Indonesië, een land waar Ben zijn moeder vandaan kwam. ‘Ga daar maar eens mee naar toe en je zult anders terugkomen’ zei Ben. Het is bekend dat een sterke contextwissel je leven behoorlijk kan beïnvloeden. Zelf stop ik het maar even weg, teveel gedoe; of is dat juist datgene wat je niet meer kent als je er geweest bent?

Geen gedoe. Ik werk bij een verzekeraar die dat graag als motto uit zou willen dragen naar haar klanten. Geen gedoe is wat we allemaal wel willen, maar als er nu wel gedoe is, in de wereld, in je kerk, in je gezin, in je …..?  Geen gedoe voor jezelf, maar ook niet voor een ander, voor je moeder, voor je kind, voor verre naasten, voor …..? Wat me opviel in het fantastische interview van Gerdien met Ben – we gaan er een mooie DVD van maken – dat Ben zo begaan is met het lot van met name kinderen. In de loop der jaren zie ik bij hem een verschuiving van aandacht voor gezondheid naar aandacht voor gebrokenheid.

Wellicht dat we hierin samen op zijn gegaan; ook ik maak die ontwikkeling mee, of ik nu wil of niet. Ik schreef hem eens dat ik in de Bijbelse hoop op een volmaakt leven in Christus een uitweg had gevonden voor mijn verdriet en boosheid aangaande de gebrokenheid van het leven en Ben nodigde me uit – ik denk daarom – maar eens langs te komen. In zijn spreken en vertellen ontwaar ik een ander thema dat mijn hoop completer maakt; het is Ben’s hoop op gerechtigheid die denk ik ons beiden verlost van een door boosheid opgeworpen blokkade zodat we kunnen doen wat we moeten doen…..