Loof en gras, regen en droogte

Het is eigenlijk best vreemd dat je in een periode waarin veel gebeurd niets te schrijven hebt, tenminste zo lijkt het. Soms moet je voldoende afstand van iets hebben om het te kunnen verwoorden en soms ben je gewoon te moe. Mijn vrouw en ik vragen ons soms af of het nog gekker kan en de grens van wat je aankunt niet al lang bereikt is. Na het overlijden van mijn dierbare tante is in de afgelopen maanden ook mijn schoonmoeder overleden. Wat hebben we met elkaar gevochten voor haar leven, met name om een falende afstemming tussen een zieken- en verpleegtehuis te overbruggen. Wat zal ik er van zeggen; zij ruste in vrede en soms moet je niet alles willen weten toch?

Dus liggen er twee Yarden mappen in onze huiskamer en nog een heleboel andere papieren die samenhangen met belasting en erfenissen. Ons huis puilt uit van spulletjes uit beider nalatenschappen. U kent het wel: te mooi om weg te gooien en te lelijk om zelf te bewaren. De kringloop is een trouwe bondgenoot geworden; zij sust het geweten dat je iets van een dierbare weggooit.

Ook het gezin blijft volop in beweging: de een lijkt nu pas te gaan puberen, een ander kan geen arbeidszekerheid vinden, de volgende sluit zich frequent op in zijn kamer om de toegang tot een vervolgopleiding veilig te stellen en de laatste struikelt dagelijks over door anderen opgeworpen beperkingen en onbegrip; soms is de omgeving meer beperkt dan jezelf moet je maar denken.

En of het allemaal nog niet voldoende is rommelt het op het ouderlijk werk ook nog. Mijn vrouw heeft inmiddels haar dierbare baan verlaten omdat zij en de organisatie het niet met elkaar konden vinden en op mijn eigen werk heeft de baas het hazenpad gekozen omdat hij zich niet langer wil laten koeioneren door een interimmer die het allemaal beter weet.

Hoera voor het leven, maar mag het ietsje minder?

Zondags zijn we ook in toenemende mate mobiel. Het leven van de week drukt ook op de zondag zodat we er vaak even uit moeten en derhalve een naburige gemeente bezoeken. Ook het thuisgevoel binnen de eigen gemeenschap krijgt af en toe een knauw. Zes plaatsen in de kerk reserveren lijkt te veel; één plus begeleider moet toch voldoende zijn – alsof je een concert bezoekt!

En toch, wat houdt een mens overeind? Door bovenstaand geklaag – mag toch? – heen blijven we de lichtpunten zien. Licht afkomstig van Hem die de duisternis heeft overwonnen. Inmiddels is het Goede Vrijdag geweest en Pasen, en na een aanstaande Hemelvaart wordt het gelukkig weer Pinksteren. Mooi toch iets te mogen zien van een werkende Geest – zullen we weer eens zo’n mooi concert bezoeken dat de werking van de Geest weerspiegelt ?

Mijn vrouw is inmiddels als vrijwilliger begonnen bij Kuria, een hospice. Het is haar ding; zorgen voor mensen in de eindfase van hun leven. In haar zie ik inmiddels een van de vrouwen die bij een stervende Jezus waren; Hem niet willen loslaten Die jou vasthoudt. Zo kan het leven je op een pad zetten dat jezelf niet hebt gezocht, maar anderen voor je hebben gevonden.

Soms komen je eigen gemaakte plannen en verwachtingen niet uit, maar in uiteindelijke dankbaarheid ontdek je nieuwe wegen en bestemmingen. Ook op de weg daar naar toe mag je soms welverdiend uitrusten, zeggen we dan maar tegen onszelf, vooral als het om dingen gaat die een Ander voor je uitkiest.

Mijn ….. haar ….. Uw …..

‘Je hebt veel op je donder gehad van het leven’. Zittend in het ziekenhuis flitst het door mijn hoofd. Bij een van de ontmoetingen die mijn rolstoeldochter met Ben Ketting had trok hij bovenstaande conclusie. Het is een constatering die ontdaan is van een persoonlijke aanval; soms zou je zo graag iemand er de schuld van geven van wat je meemaakt, jezelf – waar heb ik dat aan te danken, doe ik iets fout soms? – of misschien zelfs God. Door het leven als oorzaak aan te wijzen vermijd je een verwijt; is lijden dan inherent aan het leven? Vandaag op weg naar het ziekenhuis had ik tegen mijn vrouw gezegd dat ik het leven eventjes niet meer leuk vindt.

Het ziekenhuis, we zitten er weer. De Weezenlanden is inmiddels een vertrouwde plek voor ons; we zouden ons er bijna thuis gaan voelen. Vorige week een afrondende kaakoperatie voor onze jongste dochter; alles ok, daar niet van, maar wel weer de nodige spanning die opmerkelijk genoeg altijd weer samengaat met een schier eindeloos vertrouwen dat het uiteindelijk allemaal goed komt. Net zoals de vorige operatie duurde deze ook weer langer dan ons lief was en tijdens de operatie zaten we weer in het restaurant tegenover het glazen kunstwerk waar ik eerder over schreef. De vorige keer werd mijn gepeins onderbroken door een vrolijk langsrijdende Fharona, dit keer zochten we haar op – A510 – omdat ze net geopereerd was. Bijzonder toch die parallellen.

Nu, een week later, zit ik er weer. Vanmorgen waren we nog druk voor haar bezig geweest, met een onwillige bank en met een andere woning omdat ze teveel last heeft van de buurman; nu ligt ze bij de eerste hulp omdat een dochter haar vanmiddag naast haar bed vond; CVA – na mijn tante nu ook mijn schoonmoeder. Boos, verdrietig; zeg het maar – ik word er stil van en vraag me af waar het allemaal goed voor is – al die gebrokenheid – soms heb ik er even genoeg van en voel dat de uitspraak van Ben ook op mij van toepassing is.

Lohues zei nog dat ieder huis zijn kruis heeft, maar dat het bij sommigen een loden kruis is; zo voelt het nu ook eventjes. Opmerkelijk genoeg – ik ben er dankbaar voor – komt in mijn gedachten dan altijd weer dat houten kruis naar boven en met name Diegene die er aan gehangen heeft. Lohues zou zeggen dat die gedachten in mijn systeem zitten; ’t zal best, maar ik voel me gelukkiger bij de gedachte dat ikzelf in het systeem van een ander, Die Ander, zit.

Ik blijf het wonderlijk vinden hoe ik al dwalend en zoekend steeds weer Hem ontmoet die me rust en warmte geeft. Wie wie zoekt of wie wie gevonden heeft? – ik laat het er even bij – om als moe kind even lekker uit te rusten in de armen van mijn Vader.

Morgen is er weer een dag en zal ik – het is mijn gebed – als uitgerust kind naar Zijn voorbeeld weer zorgen voor allen die mij toevertrouwd zijn; zorgen voor mijn ….. haar ….. Uw …..

Stilstaan of bewegen

Een van de eerste dingen die ik als aanstaande bedrijfskundige meekreeg was de stelling dat deze met name actief is daar waar er iets veranderd. Als je van stilstand hield diende je een ander vak te kiezen. Het was 1978 en veel later realiseerde ik me dat het – zoals we het tegenwoordig noemen – om verandermanagement gaat. En in onze tegenwoordige, ik-gerichte, maatschappij gaat het dan om het managen van jezelf richting geluk; in mijn vorige baan heette dat master of your own destiny. Zo nu en dan kom ik in mijn leven spiegels tegen die zicht geven hoe dat nou bij mij werkt en hoe ik met veranderingen omga.

De afgelopen paar dagen bezocht ik 3 concerten; een 64-jarige, een 39-jarige en een 27-jarige artiest gaven me een inkijkje in hun leven en ik vroeg me af welke keuzes zij gemaakt hadden en hoe het verder met hun zou gaan. De ander als voorbeeld voor jezelf; waarom zou je alles zelf willen proberen als je de kunst van een ander kunt afkijken?

Woensdagavond bezocht ik met mijn gitaarspelende zoon een concert van Jan Akkerman (1946). Ik had me aangemeld vanuit jeugdsentiment en om zoonlief te laten zien wat er zich in mijn tijd afspeelde. Jan Akkerman – Focus – Thijs van Leer – pop met een klassiek randje. Het was een deceptie, meer kan ik er niet van maken. Ik moest denken aan Femke Halsema die op tijd gestopt was; Jan duidelijk niet ! De oude heer probeerde met over-the-top gitaargeraffel zijn doorgemaakte groei zichtbaar te maken. Zo nu en dan lukte het me na 5 minuten iets van een melodie te ontwaren en warempel ontdekte ik even het Hocus Pocus ….. Jan is volgens mij blijven zitten waar hij zat, misschien wel veranderd, maar een doel lijkt hij niet bereikt te hebben.

Vrijdagavond zat ik in dezelfde theaterzaal, dit keer met mijn vrouw, bij een concert van Daniël Lohues (1961). Verrast werd ik door een onafgebroken stroom van mooie knusse liedjes vertolkt door een bijna 40-jarig kind dat oog voor mens en natuur heeft. Met hem bezocht ik in gedachten de plekken die hij bezong en ik waande me terug in de weilanden en sloten van mijn eigen jeugd, helaas inmiddels omgeploegd tot asfalt en woonwijken. Veranderd is hijzelf zegt hij en wat resteert zijn alenig herinnerings. Toch hoor je als hij over het oude geloof spreekt een weemoed in zijn stem en een verlangen naar een tijd van zekerheden. ‘Het zit nou eenmaal in mijn systeem’, zegt hij. Iets achterlaten, van koers veranderen, zonder een nieuwe richting voor ogen te hebben; waar zal hij uiteindelijk uitkomen?

Zondagavond zat ik met vrouw en twee dochters op een heel andere plek – geen theater – . We hadden gepland onze eigen kerkdienst gemist en bevonden ons die avond in een evangelische gemeente in Oldebroek. Vol was het er en we voelden ons vrij. Vrij omdat we ons verbonden voelden met de groep jonge muzikanten die ons in roerige tijden – tijden van veranderingen – een bemoedigende richting aangeven.

Na enig verkeerstechnisch gepuzzel parkeerden we onze auto achter een oud kerkgebouw. Twee vriendelijke dames – ik schat 40-tigers – wezen ons de weg naar binnen, naar een zaal vol jeugd met achterin de ouderen. Deze omgekeerde bezetting liet zich verklaren door het feit dat we waren beland op een tweedaags jeugdcongres over identiteit en authenticiteit dat afgesloten zou worden met een concert van Matthijn Buwalda (1983). We waren er weer aan toe – aan een shot – in de goede richting. Het blijft me steeds weer verbazen hoe een gozer – half zo oud als ik – het leven van een gelovige twijfelaar, die zo af en toe een schouderklopje van ‘Boven’ nodig heeft, zo treffend kan verwoorden en verklanken.

Veranderen is bij hem een terugkerend (impliciet) thema. Niet stil blijven staan en vooral niet stil blijven zitten. Mijn vrouw en ik worden steeds weer diep geraakt door de vertolking van Christus opdracht tot praktiserend discipelschap. Met zijn ‘Ga!’ deelt hij onuitgesproken de mening met ons dat menig kerkbank bevolkt wordt door – incluis onszelf – in rust-roestende werktuigen van God. Ongetwijfeld zal het ook te maken hebben met wat je van je eigen toestand en houding vindt. Immers is menig lied dat je uit volle borst meezingt een oproep en bemoediging van jezelf die gevoed wordt vanuit een onvervuld verlangen.

Jan lijkt stilgestaan te hebben, Daniël komt er moeilijk los van en Matthijn roept ons toe te bewegen. Bij wie van de drie sta ik het dichtste bij?

Bewogen verlieten we het oude kerkgebouw. Voor ons één van de twee dames die ons eerder de weg wees. Haar betraande gezicht verried dat zij iets gezien had van waar ze naar op zoek was; ze zal het ongetwijfeld ook tegen Matthijn gezegd hebben.

Thuisgekomen herinnerde mijn vrouw mij met een glimlach aan het verhaal dat Daniël vertelde over een oude gelovige vrouw die graag begraven wilde worden met een dessertlepel in haar hand omdat naar haar zeggen het ‘toetje’ nog zou komen.

Veranderen: soms ontbreekt het je aan eigen kracht om in beweging te komen en soms ontbreekt het eenvoudigweg aan een doel. Dankbaar kijk ik daarom terug op het laatste concert en voel me als reiziger verbonden met menig bezoeker van Matthijns concerten. Samen zingen en bidden om Gods liefde en die door te mogen geven aan de mensen om ons heen.

‘dat er steeds meer van Uw liefde mag gaan schijnen,  – door mij -’

Hoe gaat het?

De afgelopen week kwam de vraag ‘hoe gaat het’ in vele varianten voorbij. Als beschouwend mens kun je dan heel wat op het podium van je leven voorbij zien trekken en dat gebeurde dan ook.

De week werd afgesloten met een omtrekje van de oude gracht in Utrecht. Wellicht denk u dat ik als fan van Matthijn Buwalda gepland de sfeer van zijn nieuwste CD wilde proeven, maar dan heeft u het mis. Ik plan in de regel steeds minder omdat ik ervaren heb dat de mooiste dingen zich juist onaangekondigd aandienen.

Onze twee jongste meiden hadden een reünie van de afgelopen vakantie van Dit Koningskind en die was bedacht in Utrecht. Omdat zelfstandig reizen dit keer uitgesloten was besloten we ze te brengen en te halen. Zo scheepten we ons als ouders op met de puzzel wat in de tussentijd te doen; verplichtingen-moe planden we niets. De afspraak was dat ze elkaar bij de Bijenkorf zouden ontmoeten. Toch leuk zo’n Sinterklaas-intocht in een voor ons onbekende stad en uiteindelijk parkeerden daarom we onze ‘container’ op een laad-en-losplaats in het vaste vertrouwen dat we een eventuele bekeuring bij de Sint konden inleveren. Aldus opgesloten in de stad besloten we op verkenningstocht te gaan; wol gekocht bij Zeeman, eten voor onderweg bij de Hema en lekker slenteren over de markt. Heerlijk en tegelijkertijd merkwaardig dat je je zo vrij kunt voelen te midden van zoveel mensen. ‘Goed’ zou ik direct geantwoord hebben op de vraag hoe het met me zou gaan.

En plots was daar de oude Gracht en leek alle drukte over te gaan in rust; rust en warmte eerder opgewekt door de CD die we onderweg draaiden, maar zich nu completerend met het beeld van de levensader van een bruisende stad. Hier kom je tot rust en vraag je je daardoor af hoe het met je gaat en hoe je het doet. Bijzonder daar te lopen en stil te staan bij de oorsprong van zo’n mooi lied. Ongepland zie je zo mooie dingen die je alleen ziet als je er oog voor hebt.

Cruijff’s ‘als je het weet, dan zie je het’ vul ik graag aan met de speurdershouding die Psalm 111 ons aanprijst. Goddank mag ik zo steeds meer van Hem vinden; zoeken zonder iets kwijt te zijn zingt Matthijn. Zoeken naar het onbekende en dan een Bekende tegenkomen, mooier kun je het niet krijgen.

‘Hoe gaat het’. Begin van de week namen we afscheid van een dierbare collega. Veertig jaren jong, een vrouw en twee kleine kinderen achterlatend. Soms mopperend op mijn pubers besefte ik tijdens de uitvaart dat hij zover niet gekomen is. Het zette me stil en in gedachten stelde ik mezelf die vraag. Momenten van stilte en evaluatie; de vraag werkt als een thermometer, maar de temperatuur laat zich alleen met een geoefend oog aflezen.  Zelf ben ik spaarzaam geworden die vraag aan anderen te stellen in de wetenschap dat het één van de moeilijkste is, tenzij je voldoende ruimte hebt of krijgt voor een oprecht antwoord.

Laat ik tot slot u nog een kleine anekdote vertellen, want ernst en humor gaan hand in hand: Mijn jongste dochter is onlangs aan haar kaak geopereerd waardoor een van haar kernkwaliteiten tijdelijk op de achtergrond is komen te staan. Haar gesprekspartner leek dat goed te begrijpen zodat hij haar te kennen gaf dat een minimaal ‘ja’ of ‘nee’ voldoende zou zijn op zijn vragen. Na enige aarzeling opende hij het gesprek op onnavolgbare wijze met een ‘Hoe gaat het?’.

Watch-the-rainbow-watch-the-rainbow-watch

Deze woordspeling zonder eind laat me even niet meer los sinds gisteravond. We hadden er alles aan gedaan met zoveel mogelijk gezinsleden naar een concert van Matthijn Buwalda te gaan. Tot op het laatste moment was de deelname niet maximaal en ondanks de zich herhalende uitnodiging leek het daarbij te blijven. Mijn oudste zoon had eerder een jeugddienst meegemaakt waar Matthijn optrad en bleek niet overenthousiast te zijn. Gesloten als hij is kwamen we er niet helemaal achter, maar ik denk dat het met afstand houden te maken heeft. Afstand tot wat en wie?

Uiteindelijk koos hij – gestimuleerd door zijn vriendin, die we gezien de duur van hun relatie tot ons gezin rekenen – toch mee te gaan voor de gezelligheid en om zijn zusjes niet teleur te stellen. Dankbaar en blij vertrokken we met z’n allen naar Zwolle. Matthijn trad op in de thuiskerk van onze rolstoeldochter en we hadden ons gehaast op tijd te zijn voor een mooi plekje. Gewapend met veel zin en mijn camera zat ik met een deel van mijn gezin op de eerste rij. Mijn camera is het mooiste excuus om met de neus vooraan te zitten, ook al is dat te midden van de allerkleinsten.

Matthijn stelde ons niet teleur. De nummers van zijn nieuwste CD geven blijk van zijn talenten, zowel muzikaal als tekstueel. Voor mij speelt herkenbaarheid in de teksten een grote rol en in dat opzicht is het lied Podium van Leven een topper. Als beschouwend mens zweef ik dan even boven mijn eigen en andermans leven en zie zon en regen, soms tegelijkertijd. Afstand: waar zou mijn zoon dat van hebben?

Na afloop het gebruikelijke handtekeningenwerk. Dit keer had ik er een efficiënt gebeuren van gemaakt. Aan ieder briefje voor een handtekening had ik voor Matthijn een frutseltje gehangen met daarop de naam van de betrokkene.

Bij het briefje voor mijn oudste zoon + vriendin vroeg Matthijn een toelichting; of het een stel was. Ik lichtte toe hoe ze elkaar hadden leren kennen en mijn gedachten gingen daarbij terug naar een tijd waarin ik me zorgen maakte om mijn oudste. Een tijd waarin we tijdens vele boswandelingen elkaar mochten vinden als zoekende mensen; ik op mijn pad en hij op een voor mij onbegrijpelijk pad dat mij uiteindelijk zicht gaf op een groep ook zoekende en vaak – door het leed in de wereld – gekwetste jongeren. Vaak donkergekleed weerspiegelen zij wat zij in de wereld aantreffen. Leed – it ain’t fair – maar alom aanwezig. Waar is de hoop – dacht ik vaak toen ik met hem sprak, hoop op een betere wereld, hoop op gerechtigheid. In die tijd schonk ik hem een horloge uit mijn verzameling, een horloge dat de kleurencirkel van Johannes Itten als wijzerplaat heeft, regenboogkleuren die naar ‘hoop’ verwijzen voor een van onrecht ondergelopen wereld, naar een nieuwe wereld die zeker komen gaat.

Mijn zoon en het horloge zijn onafscheidelijk. Ook toen hij samen met zijn vriendin en Matthijn op de foto ging. Het heeft een mooi plaatje opgeleverd dat ik altijd bij me zal houden.

En als de hoop af en toe vervaagd zal ik hem vragen hoe laat het is…

Old and New Day(s)

Afgelopen donderdag een avondje uit met ons twee. In het verlengde van een cadeau van mijn vrouw – een CD van New Day – bezochten we een concert waarin de band haar nieuwste CD presenteerde. Voor mij op een bijzondere plek omdat ik in geen dertig jaar meer in de Stadsgehoorzaal in Kampen was geweest.

We werden verwelkomt door een gedrongen Mexicaans uitziende bode waarin ik veel verleden meende te herkennen. Toen hij vertelde al vijfendertig jaar dat werk te doen kwam zijn gestalte voor mij nog meer tot leven – ik ging even terug in de tijd.

Mijn laatste herinneringen aan de gehoorzaal waren het vijfentwintig jarig bruiloftsfeest van mijn ouders en die van een groot aantal bijeenkomsten – destijds belegd door ‘binnenverbanders’ die deze gehoor(zaam)zaal gebruikten voor hun wekelijkse bijeenkomsten. In mijn herinnering zie ik H.J. Schilder staan prekend tegen de opkomende beatmuziek die de hersenen van de jeugd aantaste en van pubers dansende idioten maakte. Dit keer iets geheel anders – muziek van aanbidding op een jazzy toonzetting – wat zou H.J. er van gevonden hebben?

In het voorprogramma van New Day stond Thalitha Nawijn. Fantastisch om te horen hoe je woorden van weleer zo kunt verklanken dat ze een hernieuwde betekenis krijgen. Toch vreemd daar weer te zitten denkend aan een tijd die een geheel eigen toonzetting kende.

Gedurende mijn mijmeringen voelde ik zo nu en dan de behoefte weg te willen lopen – naar morgen – naar een nieuwe dag, weg van het verleden dat je soms als last kunt ervaren. Het gevoel werd versterkt door het prachtige nummer Garden dat de sfeer schetste van een verloren en verboden paradijs.

En plots leek daar een onzichtbare hand die me onderbrak in het gevoel van rust en ruimte.

Een trillende telefoon in mijn binnenzak leek niet veel goeds te voorspellen. Ik had hem aangelaten vanwege onze thuiszittende net geopereerde dochter. In het display zag ik echter dat het een Kamper telefoontje was – het zou toch niet het verpleeghuis van mijn tante zijn? Geprikkeld liet ik hem gaan in de hoop dat er een bericht zou worden ingesproken. Dat bleef uit en niet lang daarna ging de telefoon van mijn vrouw – ook zij wachtte af. Wachten omdat je bang bent te horen wat je niet wilt horen? Toen mijn telefoon weer ging sms-te ik het thuisfront wat er gaande was; inderdaad het verpleeghuis van mijn tante dat op zoek was naar ons. Inmiddels vier gemiste jazzy nummers verder verliet ik de zaal; boze gezichten waren mijn deel.

Ik belde met het verpleegtehuis om het vermoedde slechte nieuws te horen; maar er was helemaal geen slecht nieuws, tenminste zo noem ik een ontbrekende handtekening op een overdrachtsformulier niet. In vriendelijke bewoordingen heb ik de juffrouw gevraagd wat zij zou denken als zij ’s avonds om kwart voor negen mobiel gebeld zou worden door het verpleeghuis van een geliefde. Ze begreep het niet; haar zorg was blijkbaar groter dan de mijne.

Inmiddels was het pauze geworden en we deelden onze ergernissen met de – naar bleek –  schoonouders van de zangeres van New Day. Ook voor aanvang hadden we al fijne woorden van herkenning gewisseld. Herkenning in de worstelingen op het kerkelijk erf en de daarmee samenhangende keuzes voor jezelf en je gezin. Ze vertelden hun kerk al lang geleden omgeruild te hebben voor een veel bredere christen gemeenschap. De ‘Erflater’ had hun er toe gebracht het eigen ‘erf’ te verlaten en ze ervoeren nu de weidsheid van Gods wereld. Het bracht hun ertoe binnenkort een aantal maanden in een kindertehuis in een ver land aan de slag te gaan. ‘Gaan’ en ‘doen’; het zijn voor ons twee woorden die een steeds diepere en concrete betekenis krijgen. Wat houdt ons gebonden?

Na mijn opmerking dat de belevenissen van die avond weer een ‘stukje’ waard zouden zijn – dit dus – kwam ons gesprek op het verwoorden en vormgeven van wat je ten diepste zou willen zeggen. We wisselden internetadressen uit en ik kreeg dat van hun zoon die poëtisch het nodige van zich laat horen en zien. Zulke gesprekken zijn een beetje thuiskomen; thuiskomen bij jezelf omdat je aan de ander en jezelf kunt laten zien wat je echt beweegt; thuiskomen bij de ander omdat je elkaar herkend als huisgenoten van dezelfde Vader.

Voldaan en geraakt zochten we onze plek in de zaal weer op in afwachting van mooie nummers die ons zicht zouden geven op een nieuwe dag. New Day stelde ons niet teleur; we verlieten na afloop de zaal met het verlangen ook uitgezonden te willen worden; op weg naar een nieuwe dag …..

….. of zouden we dat al zijn?

Tweeluik

Vandaag weer een dagje ziekenhuis. Onze jongste dochter wordt een haar onderkaak geholpen. Een sterke overbeet maakt een forse voorwaartse correctie van de onderkaak noodzakelijk. Toen we van huis gingen zat ons hoofd nog vol met andere dingen; de definitieve verhuizing van onze oma-tante naar het verpleegtehuis, woonzorg opstartproblemen voor onze rolstoeldochter plus het lopende gen-onderzoek en een onvermijdelijke baanwisseling van haar moeder. De afgelopen dagen zaten we samen deze en andere dingen op te sommen – je wilt tenslotte een beetje overzicht houden; het gevoel te willen controleren hebben we al opgegeven. Vaak vragen we ons af waarom het allemaal zo en waarom zoveel is. Of we echt een antwoord op die vraag willen?

Vol van gedachten sta je dan bij de opnamebalie, spreek je alles door met de verpleging en laat je je dochter achter in een kamertje in afwachting van een oproep voor de operatie.

In het restaurant doen we ons tegoed aan een vette hap. Zittend op een luie bank hebben we uitzicht op ‘het Onze Vader’ in glasuitvoering. Ik wil u aanraden het kunstwerk een keer te gaan bekijken in RK-ziekenhuis de Weezenlanden in Zwolle. Fijn dat je – als je het nodig hebt – zulke woorden voorgehouden worden.

Toch was ik na herhaaldelijk doorlezen van de tekst teleurgesteld. Als u in de gelegenheid bent lees het dan zelf eens, wellicht dat u hetzelfde ervaart. De tekst op het kunstwerk eindigt met en verlos ons van het kwade, punt .. meer niet. Zouden ze hier gestopt zijn omdat ze met het kwade ‘ziekte’ bedoelen? Zou de kunstenaar het niet verder begrepen hebben dan dit? Een gebed tegen ziekte? Mijn teleurstelling zat ik het ontbreken van de resterende woorden want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid*’. Daar waar het gebed kantelt van zorg naar hoop is het hier gestopt. Abrupt afgebroken en stilstaand bij onze aardse behoeften. Hoe kun je de hoop, de blik op Gods krachtbron juist in een ziekenhuis weglaten; een huis waar veel mensen niet ‘beter’ uitkomen; tenminste drie van onze ouders niet?

Mijn gepeins werd onderbroken toen Fharona voorbij reed. Ze is een vriendin van onze rolstoeldochter en het laatste wat we over haar hoorden was dat ze in een langdurige lichaamsshock geraakt was vanwege nierproblemen. En hier ‘rolt’ ze dan zomaar weer voorbij, lachend als altijd. Als u haar ‘verhaal’ kent zult u net als ik stil worden, stil en als ouder bescheiden in je eigen-kind-zorgen, ook als je eigen dochter op het punt staat geopereerd te worden. Van zo’n meisje krijg ik nou kracht omdat ze een voorbeeld is hoe met de gebrokenheid van het leven om te gaan. Achter haar de glazen wand met het gebed; samen vormen ze een schitterend tweeluik – teken van Gods werkelijke en werkende liefde!

Nu zitten we te wachten op onze jongste dochter. Er is net gebeld dat ze op de uitslaapkamer ligt. Een operatie van drie-en-half uur dus, veel langer dan gepland. Hoe zou het met haar zijn? Straks zullen we het zien; ik zal kijken met de tweeluik voor ogen.

Matteüs 6: 9
Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen*.]   

*uit nadere bestudering van de Bijbeltekst blijkt dat deze woorden in sommige handschriften – waaronder de Willibrordvertaling – ontbreken; niet zo vreemd dus in een RK-ziekenhuis.

Synchroniciteit

Gisteren waren we op bezoek bij onze oude lieve tante in het verpleegtehuis. Vreemd genoeg woont ze formeel nog ergens anders, maar die woning moet ze aan houden voor het geval ze nog terug zou keren. Aan die dubbele bewoning zal, gezien haar toestand, naar de mens gesproken snel een einde komen. De laatste tijd is ze hard achteruit gegaan. Meermalen zagen we tijdens ons bezoek een stervende, maar gisteren was ze plots helder en leek ze zich bewust te zijn van onze aanwezigheid. Ze praatte, hele zinnen, niet altijd verstaanbaar, maar toch …..

Zo was er fijn contact en ik liet haar het verhuisbericht van onze dochter zien. ‘Lief hè’ zei ze en ze mompelde er nog wat zinnen achteraan. Ook op tal van foto’s op mijn mobiel leek ze te reageren alsof ze iets herkende. Mooi om mee te maken; de laatste keren was het immers heel anders geweest. Opmerkelijk genoeg bleef ze lang wakker en wisselden we daarom met enige regelmaat blikken van herkenning; fijn om zo bij elkaar te zijn.

Al spelend met mijn mobieltje kwam ik de liedjes van Matthijn Buwalda tegen en besloot er één voor haar af te spelen, Wat anders dan Uw Liefde laat nooit los had ik kunnen kiezen? Ondertussen keken we elkaar aan en leek het alsof we het elkaar toezongen. Toen het afgelopen was realiseerde ik me dat Matthijn op dat moment in een klein theatertje in Utrecht stond, een optreden waar we graag bij hadden willen zijn, maar dat helaas uitverkocht was. Zou hij op hetzelfde moment hetzelfde lied gezongen hebben, ook voor mijn tante dus?

Zou hij zich gerealiseerd hebben dat zijn publiek eventjes groter was dan die 100 geluksvogels van die avond? We zullen het nooit weten, maar de gedachte alleen al ontroert me en zal de rest van mijn leven bij me blijven.

Synchroniciteit noemen ze dat: het verschijnsel dat je samen op hetzelfde moment dezelfde dingen ervaart. Het zal een menselijk verschijnsel zijn, maar het kost me geen moeite hier Gods hand in te zien; als je het wilt zien – zie je het, zoals psalm 111 zegt.

Toen we afscheid namen beantwoordde ze ons nadrukkelijk ‘tot ziens’ met het van haar bekende ‘dag-hoor’. Het elkaar weerzien is voor haar eenvoudigweg een gegeven, wij hadden er meer woorden voor nodig, ook meer omdat we daarmee het gevoel van een naderend aards afscheid wilden wegstoppen.

Scheiding baart afstand, verbondenheid is de verwekker van synchroniciteit.

Op de terugweg was het stil in de auto.

Daar gaat ze ….. laat ze maar gaan

Vanmorgen stonden we aan de deur om onze rolstoeldochter uit te zwaaien. Dat gebeurt wel vaker, maar dit keer met dikke tranen omdat ze zogezegd de deur uit gaat, ze gaat op zichzelf wonen. Nou ja, op zichzelf – en wonen? Voorlopig zien we het maar als een doordeweekse logeerpartij in een groot huis met lotgenoten, want ze komt de weekenden thuis om dan weer deel uit te maken van ons eigen gezin. Dat maakt het voor ons wat draagbaarder.

De afgelopen jaren zijn we voor haar bezig geweest een goed plekje te vinden; een beschermde omgeving, waarbinnen ze haar eigen leven kan leiden, want dat is wat ze wil. Als het aan ons ouders had gelegen was het misschien nog niet zo ver geweest. Hoe bedoel je loslaten? Zeker een kind waarvoor nog allerlei onderzoeken lopen naar de oorzaak van haar langzame achteruitgang laat je niet zomaar gaan. Ook als je weet dat ze door anderen goed ‘vastgepakt’ wordt. Ik vraag me wel eens af of achter de moeite van het loslaten niet een gebrek aan vertrouwen ligt in anderen, misschien wel in God zelf. U mag het zeggen – of eigenlijk ook niet – want zelf heb ik langzamerhand geleerd op dit punt geen mening – geen oordeel – te willen hebben, dus vraag ik het u ook niet.

Inmiddels weet ik ook dat worstelen en wandelen met God heel dicht bij elkaar liggen en heb ik in de loop van de tijd ingezien dat vragen onbeantwoord mogen blijven en dat je ze later gewoon voor mag leggen aan Hem die aan de andere kant van het borduurwerk zit. Een kinderliedje van Ben Ketting lag aan de basis van deze levensles. Ben, die voor onze dochter een groot voorbeeld is, is zo ook voor ons als ouders een voorganger in de omgang met het gebroken leven en de omgang met God.

Met mijn dochter maakte ik een boek over 10 jaar ontmoetingen met Ben, waarvan de totstandkoming ook een worsteling was omdat ik het gevoel kreeg dat ik gaandeweg iets aan het afsluiten was, iets waaraan je met weemoed terug denkt.

Dat gevoel had ik vanmorgen ook even aan de deur. We hadden er voor gekozen haar zelf weg te laten gaan – ze werd zo als gewoonlijk met de taxi opgehaald – in plaats van haar zelf weg te brengen. Het is haar stijl, haar volgende stap in het leven waarop ze recht heeft die zelf te zetten. Dit kind-recht aan de ene kant en de gevoelde blijvende ouder-zorg voor je kwetsbare kind aan de andere kant brengen de – naar mijn inschatting voor menig ouder herkenbare – tranen. Tegen mijn deelgenoten en mijzelf zeg ik: laat ze maar gaan die kinderen en die tranen, God heeft er allebei een plekje voor!

Honderdduizend vragen (Ben Ketting): 
Help me te geloven, ook al ben ik klein

dwars door alle vragen, dicht bij U te zijn
En kom ik in de hemel, ’t is maar een idee
Want als U het niet erg vindt, God
neem ik mijn vragen mee …..

 

A-910, A-909, A-905, A-men

Kortgeleden verhuisden we een oude tante, ze is als een moeder voor ons. Zo lang ik haar ken maakte ze deel uit van mijn ouderlijk huisgezin. Ze leverde haar aandeel zonder het op te eisen. De laatste tijd wilde het niet mee zo vlotten. De beentjes wilden er niet meer zo makkelijk onder en ze begon dingen te vergeten en de dingen die ze nog wist te herhalen. En zo verhuisden we haar van een appartementencomplex naar een echt bejaardentehuis. Ze was blij met haar nieuwe stekje; alles herkenbaar ingericht en na de spannende verhuizing een oase om eens verdiend uit te rusten.

Haar vriendin vond haar een paar dagen geleden naast haar bed. Ze had de pyjama nog aan; veel zei ze niet meer en hulpeloos als ze was werd ze met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Een beroerte had haar geveld. Was de verhuizing haar te veel geworden?

Mijn vrouw en ik troffen haar op kamer A910. Verstopt tussen dekens en kussens lag ze daar. Een kwetsbaar mens in een ogenblik veranderd van hulpvaardig naar hulpvragend. Verdrietig verlieten we het ziekenhuis en namen afscheid in de verwachting dat het de laatste keer was.

Die avond bezochten we een praise-dienst in ons oude kerkgebouw in Meppel. Onze eigen predikant hield een overdenking; protestante gast in een nu katholiek huis. Een stapje opzij deed hij om ons een beter zicht te geven op een Stervende aan het kruis. Mijn gedachten dwaalden af naar mijn tante en ondertussen wisselde ik SMS-jes met mijn broer over haar die ons beiden dierbaar is.

Ik ‘vertelde’ waar ik zat en dat we afscheid genomen hadden die middag. ‘Ga maar’ had ik in gedachten tegen haar gezegd; ‘het is goed zo’. En daar zit je dan in een praise-dienst. Na een ‘Amen’ van mijn broer stokte het praisen en vielen mijn gedachten stil op zoek naar een onmogelijke balans tussen vreugde en verdriet.

De daarop volgende dagen bezochten we haar een aantal malen. Telkens was ze verhuisd naar een andere kamer. A910, A909, A905. We zagen zowaar een voorzichtige vooruitgang en ik deed geheugentestjes met haar om te ontdekken hoever ze in de tijd teruggevallen was. Haar spraak scheen zonder betekenis, totdat ik ontdekte dat ze complete zinnen sprak, zelfs met een juiste intonatie; alleen de woorden klopten niet. Afasie. Hersenen zijn ingewikkelde dingen en mijn bewondering voor de Schepper neemt alleen maar toe als ik zie wat er allemaal mis kan gaan.

Tante is nu weer verhuisd, dit keer naar een verpleegtehuis. Wonderlijk hoe je toch weer op kunt knappen op je 88-ste. Ze ligt nu op een revalidatieafdeling. Zouden ze haar nog weer zover kunnen krijgen dat ze weer terug kan naar haar eigen plekje waar ze nog maar zo kort van heeft kunnen genieten; of zal ze voor de laatste keer verhuizen en  –  volgens de laatste dagen door haar eindeloos uitgesproken wens – eeuwig thuiskomen?

A910, A909, A905 ……… Ik heb er vrede mee; uiteindelijk zal ik met mijn broers er ‘Amen’ op zeggen.