De vrije uitloop

Wat vormt mijn woorden tot gedicht
maakt van mijn beelden een verhaal
ik zoek niet slechts, ik loop, ik vind.

Zoals een merel op omwoelde aarde
gedachtenloos een graantje pikt
van wat voorhanden is en ligt.

Schatten van woord en beeld
die ik slechts rapen moet
om wel doorvoed te worden.

En in mijn pakhuis van gedachten
te bewaren totdat het vinden
over is en ik verzadigd ben.

Voldaan kan ik dan slapen gaan
om na een nacht van zinnen breien
te ontwaken met verhalen.

Die hertalen wat ik vond,
toen ik de aarde afzocht,
als vrije-uitloop-vogel.

Schatten van woord en beeld
gevonden zonder bij stil te staan
omdat ik loop, weet ik: ik vind.

de Haagse school

het plein van toen ligt er verlaten bij
de deuren en de ramen dichtgetimmerd
daar stonden wij als kind’ren in de rij
de meesters voor wie het zich herinnert

als wachters bij de ingang uit een kluit
de kind’ren links of rechts te sturen
en af en toe kneep een ertussenuit
om even onder juffrouws rok te gluren

de les van toen is nu nog actueel
mijdt de politicus die met zijn stem
u met een kluit het dichte bos in leidt

hij wil dat u nog danst in zijn gareel
maar kies eens iemand anders, niet een hem
geen saaie man, kies eens een mooie meid

naar aanleiding van het liedje van Sophie Straat ‘Tweede Kamer’.

Windvast

snelle wolken bevolken
de lucht boven de jonge dag
wit tegen ochtendrood
bloot is ze nog

de stad ontwaakt
de lichten doven
geluid, beweeglijkheid
bekleden haar

dan komt de wind
en blaast zich op
tot volle sterkte
neemt wat ze vind

mee op haar pad
links houten huis
rechts partytent
houdt moed jij

sterke vent
die houd de wacht
een kind nog jong
een jaar of acht

hou vast de dag
hij is van jou
en laat niet los
totdat de avond valt

nu de wolken vertrokken zijn
en de wind is uitgeblazen
is je wacht ten einde
welterusten windvast kind

Pasen 2021

onbegrepen tegengeluid
verraden, gevangen
opgesloten, geïsoleerd
dwaze veroordeling
lijdensweg, martelgang
gekruisigd, verlaten
hellediepte, overwinning
opgestaan, ik ben het
wees vrij in mij

Surplace

ankervast op hoge zee
tuimelaar tussen de golven
lang op dezelfde plek
weinig vooruitgang

iemand aan boord ?
om zee te tegenspreken
zodat ze rustig wordt
en ik mijn anker kan lichten
om verder te gaan

naar verre oorden
en mijn gedachten
op een nieuw land
de vrije loop kan geven

groene moes

een paprika een peul en peer
gingen eens stappen op een keer

zij kwamen op een kruising aan
maar zagen oom agent niet staan

die floot dat het een wellust was
zijn longen uit zijn ribbenkas

toen kwam van links en rechts verkeer
en was de groene paprika niet meer

zo bleven peul en peer alleen
en gingen verder naar het scheen

een fietspad op tussen de vandalen
die ongeremd op hun pedalen

hun achtervolgden als een speer
de peul voorop en dan de peer

tot aan het einde van hun krachten
de peul en peer hun tred verzachten

dus kwamen de vandalen dichterbij
en reden peul tot moeserij

de peer ontsnapte tot plezier
van een klein ventje kwik en fier

die altijd zong onder de douche
van meisjes en van peremoes

en hoopte op een dag zoals vandaag
een peer te vangen in een vlaag

om hem vervolgens op zijn kop te slaan
dus was het met de peer gedaan

zo kwamen paprika en peul en peer
na ’t wandelen niet heel’maal weer

wat is de les uit dit verhaal:

als u een groene groente bent
laat u niet pletten door een vent
vandalen of in het verkeer
maar wacht geduldig op een heer
of dame die geheel volgens de normen
u tot een volle groene soep wil vormen

dichte gedachten    

drie avonden op rij
niks zinnigs op papier
gedachten op de loop
‘kom hier’ roep ik
en laat je vormen
tot een gedicht dat
spreekt van wat ik wil
voorlopig is het stil

vanmorgen in de mist
met straffe tegenwind
een zelfde liedje
geen beelden en gedachten
om te bewaren
tot het moment
dat ze zo nodig zijn
zoals nu

starend naar bekraste vellen
potlood meermaals geslepen
zit ik te wachten
totdat het beter wordt
mijn hoop als brandstof
wachtend op de vonk
die mij ontvlamt
tot dichterschap

nu het de late uurtjes zijn
vraag ik me duttend af
waarom mijn hoop niet is ontvlamd
en ik nog vrucht’loos zit te staren
was het vandaag geen vonkentijd
of is de mist niet weggewaaid
en zaten mijn gedachten dicht
de dichter in mij opgesloten?

kerst in verbondenheid

eenzame dichter
thuisachterblijver
alleen gedachten
bij moeder en kind

land ver van hier
vol ziekenhuis
wachten op beurt
honden op de gang

voel niet alleen
onze gedachten
bij vrouw en kind
wij voelen jou

samen niet alleen
omringt door liefde
van Vader en Kind
“gij zijt bemind”

voor een dichter die achterbleef

 

(g)een brug te ver

normaal voor jou geen brug te ver
als naturist trotseer je vele paden
maar nu is ’t even plat in December
gestraft voor ondoordachte daden?

een extra lockdown onvoorzien
plat op de bank en nog niet uitgeklust
een brug te ver dit keer misschien?
daarom een bosje welverdiende rust

geniet van kleuren en van geuren
blijf dit keer thuis, het Is toch hondeweer
voorkom een ongeluks gebeuren
en laat het klussen aan de klusmeneer

voor een gevallen collega

Aan het einde van de pieperakker

ik loop over de pieperakker
gespoten loof bedekt de oogst
in regelmaat uitgelijnde ruggen
gekaderd door wat een akker heet

her en der vroegtijdige ontsnapping
door regen blootgelegde vruchten
door zonlicht groengekleurd
verraden zij wat de oogst zal zijn

tussen de ruggen spoort mijn voetpad
behoedzaam volg ik stil mijn weg
naar wat ik sinds lang wilde ontmoeten
daar aan de akkerrand ver weg

het is een bomenpaar los van een rij
windvangers om de rest te beschermen
tegen de droge wind en natte stormen
en het gestuif van de gespoten akker

ze zijn een paar maar niet hetzelfde
de kopse boom is niet meer bij
stervend vallen zijn takken neer
steeds meer steeds meer

de elementen werden hem te veel
of zou het platgespoten loof
een voorbode zijn geweest
wat hem en de rest te wachten stond

de jarenlange oogst van
wat ons voedsel is
laat zo haar dode sporen na
de hele bomenrij zal sterven

nu ik ook kalend wordt
vraag ik me af wiens
wind ik ving en wat
de akker mij gebracht heeft