Tussen de gitaren zit ik weer. Ik heb me een schrijfplekje toegeëigend in het midden van de winkel. Al eerder schreef ik hier een stukje en ook deze keer kan ik de aandrang niet onderdrukken.
Mijn zoon is aan het puzzelen, te weinig linkshandigen en de exemplaren die hij geprobeerd heeft lijken niet te bevallen. En hier zit ik dan, terwijl om mij heen de muziek opstijgt uit een keur van instrumenten.
Een jeugdig uitziende medewerker – die zich voorstelt als student letterkunde – heeft me een kopje koffie gebracht en een tafeltje bijgeplaatst om mijn geschrijf niet te bemorsen.
‘Aan het schrijven meneer ?‘
Wat zal ik antwoorden ?
Ik vertel van mijn vorige ervaringen in deze winkel en dat ik er eerder ook een stukje over schreef en dat ik dat samen met andere teksten tot een boekje gebundeld heb dat nu in de winkel ligt.
‘Bent u een schrijver meneer ?‘
Wat zal ik antwoorden ?
Dan vertel ik dat ik zaterdag het boekenbal bezocht, samen met mijn broer Johan die ondanks zijn hoge leeftijd nog als beste boekverkoper van Nederland te boek staat. Laatst was hij nog te gast bij Op-1 samen met Jean Cristophe Boele van Hensbroek, directeur van Lemniscaat, die beaamde dat Johan gewoon de beste is.
De mond van de student staat inmiddels wijdt open. ‘Dat is ook mijn droom meneer, dat boekenbal’, waarna hij met een diepe buiging achterwaarts treedt al steun zoekend bij collega’s die hem troostend opvangen.
Fluisterend en mij niet uit het oog verliezend vormen ze een kring en lijkt ongeloof zich van hen meester te maken; als regendansers in de Sahara heffen zij, onder het slaken van ritmisch uitgestoten ‘oh’s en ah’s’, hun handen omhoog, om er vervolgens hun ogen mee te bedekken. Na twee minuten zwijgen ze, waarna zich voor mij gestrekt ter aarde te laten vallen en mij met wijde ogen aan staren.
Het tafereel blijft niet onopgemerkt in druk bezochte winkel, andere gasten willen er het hunne van weten. Uit alle hoeken snellen ze toe en staren mij inmiddels ook aan met opengesperde ogen. Ik geniet ervan, van mij mag het best nog even duren.
Tegen sluitingstijd komt er pas verandering in het tafereel. De meesten zijn bijgekomen van de schrik en durven eerst nu mij om een handtekening te vragen, Met verve krabbel ik mijn naam op borsten en billen en als alle klanten vertrokken zijn wil ook het personeel een blijvende herinnering.
Als laatste komt de student langs. Zijn adoratie lijkt inmiddels verdwenen. Bijgekomen van de emoties heeft hij het schouwspel van een afstand gevolgd en heeft zich daarbij suf gepeinsd wat er achter mijn brede glimlach kon zitten.
‘Mag ik weten hoe u heet meneer ?’
Wat zal ik antwoorden ?
Als ik mijn naam zeg kleurt zijn gezicht als de ondergaande zon.
Bent u wel echt schrijver meneer en spreekt u wel de waarheid meneer ?’
Wat zal ik antwoorden ?
‘Niets dan de waarheid jongeman, wat heb ik anders het afgelopen uur gedaan ?’.