Ik lust er wel soep van

Het moet in de 80-tiger jaren zijn geweest. Mijn verloofde en ik zouden bij ons thuis gaan eten, met z’n tweeën. De rest zat in het AZG bij mijn zieke moeder.

Nog voordat we de sleutel omgedraaid hadden keken we elkaar aan. Een doordringende soepgeur wakkerde onze teleurstelling aan dat we niet alleen zouden zijn. De voordeur klemde licht en vertraagde onze snel voorgenomen binnenkomst. Eenmaal binnen zagen we vanuit de donkere gang twee schimmen achter het matte raam van de keukendeur. Beiden klein, maar de een iets groter dan de ander. Ze waren te druk om onze binnenkomst op te merken.

We besloten het ganglicht uit te laten en de schimmen even hun gaan te laten gaan. Vanachter het matglas zagen we hoe hoge vlammen hun weg zochten in de hoek van het fornuis.

Licht gealarmeerd trokken we de deur open en ontwaarden we twee jongens uit de lagere-school-leeftijd die heftig in een kleine pan stonden te roeren op een te grote gaspit. De pan had het bruisende goedje niet kunnen houden en het hele gaststel bleek veranderd in een oersoep. Op het aanrecht een tiental morsig geopende soepzakjes.

Ze keken ons aan alsof we verwacht werden en dus gingen zo ongestoord door met hun kookkunsten. Nadat we het gas uitgedraaid hadden was voor hun de lol eraf en vertrokken ze rustig en teleurgesteld door de achterdeur.

De soep hebben we maar laten staan. Vanwege de hoeveelheid geopende zakjes waren de zoutkristallen in de brei bijna zichtbaar.

De volgende ochtend vertelde mijn oudste broer dat de soep die hij bij zijn late thuiskomst opgewarmd had verrassend zout smaakte, maar dat hij er desondanks van genoten had.

In- en verhuistraining

Vandaag maar eens mijn hometrainer opgepoetst. Hij stond al een tijdje in de garage en zou op de weggeefhoek beland zijn ware het niet dat mijn vrouw gisteren een opmerking maakte over mijn bewegelijkheid, of beter gezegd het gebrek daaraan.

En dus snel ik de komende tijd met een fictieve 25 kim/uur naar onbekende oorden. Het bevalt me goed, want de TV brengt niets dan onrust en alle herhalingen zijn al meerdere keren bekeken. Kortom: tijd voor een gezonde levensstijl, je lichaam en geest laten bewegen en leegmaken. Net zoals onze spulletjes; bewegen en weg ermee….

Omdat onze kinderen allemaal de deur uit zijn en ze tegen onze hoop in weinig spullen hebben meegenomen, hebben we die beweging zelf maar eens in gang gezet. Wat kan een mens toch wat verzamelen zo door de jaren heen en wat lijkt het juist vandaag de dag allemaal overbodig.

Opmerkelijk is het dat we niet de enigen blijken te zijn; iedereen is aan het opruimen geslagen met als gevolg files bij de gemeentestort. Jammer van de circulaire economie die kringloopwinkels draaiende hield, daar staat het even stil nu. Ik betwijfel trouwens of onze opruimerigheid alleen ingegeven wordt door het feit dat we nu meer bij huis zitten, meer tijd hebben en volgens sommigen zelfs tijd over hebben. Voor de vakantie heb ik namelijk ook altijd die neiging. Het gevoel je huis netjes achter te willen laten heeft wellicht meer te maken dat je de optie openhoud dat je niet meer terugkomt. Zou dat nu ook meespelen omdat het virus dichterbij komt en we vluchtneigingen krijgen en dus weg willen naar verre oorden? Op mijn ‘fiets’ ga ik het niet redden denk ik, want ik zal ingehaald worden door de werkelijkheid. Daarom hou ik de gang er maar in; thuis dus.

Twee werelden

Blij was ik; ik mocht foto’s maken van een optreden van een Grand Lady van de muziek, Lenny Kuhr. Herinneringen aan een mooie, zwoele, stem met verhalende liedjes. Vluchtig maakte ik kennis met haar man Rob die me nog wat aanwijzingen gaf. En zo ging ik van start; als een straatfotograaf sloop ik door het kerkje op zoek naar mooie beelden en composities. Kon ik niet alleen de artiesten en het publiek vangen, maar ook de sfeer?  In de pauze vertelde Elly – ik noem haar de moeder Theresa van venen en de oorden – me het verhaal van Rob Frank; het maakte diepe indruk op me, Ik werd herinnerd aan mijn ontmoetingen met Jaap Hemelrijk; ook overlevende uit een Joods geslacht. Ik ontmoette Jaap in zijn boerderijtje in de buurt van Zwartsluis, fotografeerde hem en sprak met hem over die afschuwelijke oorlog en over de eenzaamheid die hij voelde sinds het overlijden van zijn vrouw. maar ook steeds meer als overlevende.

Eenzaamheid – alleen nog over met je zus – het beeld liet me niet meer los en bij mijn kruipdoor-sluipdoor tocht naar mooie beelden werd ik even stilgezet omdat ik zag wat ik in mijn hoofd had.Twee werelden. Rechts achter in de kerk een man, voorovergebogen en uitbeeldend de eenzaamheid uit mijn hoofd. Links het concert – daar waar het gebeurd – gadegeslagen door een vrouw die ook afstand houdt; zou het zijn enige zus zijn?

Hergeboorte van een website

De afgelopen periode ben ik druk geweest met fotografie. Na mijn afstuderen aan de fotovakschool heb ik me zelf ‘losgelaten’ en heb gezocht en gevonden wat ik als fotograaf zou willen doen: mensen ontmoeten en verhalen vertellen; verhalen van de ontmoetingen. Het resultaat van deze ontmoetingen leg ik vast als ‘schrijver met Licht en Letters‘ in zowel foto’s als teksten – soms gecombineerd tot een artikel of boek.

Op mijn website http://www.defotosjaak.nl vind je een fotografisch verslag van mijn ontmoetingen. Concerten waarvan ik ook een verhaal wil maken, reportages en kleine series rond een thema.

Deze website is bedoeld om mijn ontmoetingen in Letters te beschrijven. Ik pak daarmee de oude draad weer op. Het is de wederopstanding van mijn website KaJaSBooks. De blogs die ik hier ga schrijven zullen zo mogelijk ook weer hun weg vinden in een tastbaar boek – een opvolging van mijn uitgave in 2012.

Waar bent U

Een leeg kruis, met daaronder de vraag: ‘Waar bent U?’. Op sommige momenten in het leven worden je gedachten even stilgezet, dit was er zo een.

Samen met mijn rolstoeldochter ben ik naar Nunspeet afgereisd om een avondje te praisen; we waren er weer aan toe. Matthijn Buwalda geeft samen met Gospelkoor Genesis een concert, dus wat wil een mens nog meer.

Het laatste concert dat ik bijwoonde, met mijn jongste zoon, was van heel andere aard. De oude rockers van de Golden Earring had ik uitgekozen, niet alleen vanwege mijn eigen jeugdsentiment, maar ook omdat zijn gitaardocent er fan van is en ook omdat mijn zoon nog een beetje los moet komen in het leven. Hij had de avond van zijn leven en omdat hij zichtbaar genoot schreeuwde ik hem toe dat ik het fijn vond samen met hem daar te zijn. Hij glimlachte zoals alleen hij dat kan en in zijn ogen las ik wat hij zei, zonder woorden.

Twee totaal verschillende werelden; rock en praise en van allebei kan ik genieten omdat ze zo passen bij het leven – mijn leven, mijn ‘bühne’, zoals Matthijn het pleegt te zeggen. En op die afgesleten vloer vraag ik me soms af: ‘Waar bent U?’. Een vaak onhoorbare vraag; laat staan dat je hem uitschreeuwt. Ik heb er moeite mee, ook vanavond – en soms is er best alle reden toe.

Mijn camera-oog speurt de zaal af op zoek naar mooie plaatjes; is er nog een te maken die de sfeer weergeeft, één shot die de hele avond kan vangen? Al eerder was mijn oog gevallen op het kruis aan de achterwand en dacht ik na over de gekozen vorm; geen echt kruis, maar een silhouet, wat zou de maker er mee bedoeld hebben? Zou ik de boodschap van dat kruis kunnen vastleggen? En net als ik er over nadenk verschijnt er onderaan het kruis een dia van Matthijn met de titel van zijn volgende song – Waar bent U -. De vraag onderaan het kruis doet me beseffen dat het kruis leeg is, inderdaad: ‘waar is Hij?’. Het is Goede Vrijdag geweest en Pasen; zou Hij er ook zijn vanavond en naar ons – naar mij kijken om te zien wat ik zou willen vragen of zeggen? Zou Hij door zijn aanwezigheid mijn vraag beantwoord hebben voordat ik hem kon uitspreken?

….. Als twee in mijn naam ….. Hij is er toch !

Van Ben Ketting heb ik geleerd dat vragen ook onbeantwoord mogen blijven en ik ze later mee mag nemen, naar ‘boven’ welteverstaan. Maar op sommige vragen krijg je sneller een antwoord dan je denkt; dit was en zo een.

Mattheüs 18:20
Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden.’

De tiende taal

Regelmatig worden we geconfronteerd met de vijf of negen talen van de liefde. Het betreft een analyse en schematisering van wat jij – ook in je uniekheid – kunt betekenen voor God en je naaste. Daar waar het vroeger alleen om de gave van het uitleggen – dus praten – ging wordt nu een verscheidenheid aan talen en gaven gepresenteerd waardoor niemand zich achtergesteld hoeft te voelen, want – daar gaat het om – je mag allemaal meedoen.

Toch krijg ik bij het aanhoren van dergelijke schema’s en modellen een onrustig gevoel. Een model is immers slechts een beperkte weergave van de werkelijkheid, vaak met één overheersende gedachte – een thema, een leitmotiv. Toen onlangs onze dominee er een preek aan weidde werd ik in mijn gevoel bevestigd en ontdekte ik wat er bij mij kriebelde. Het zijn allemaal modellen die gebaseerd zijn op het leveren van een ‘bijdrage’ van het individu aan het groter geheel, een gemeenschap, een samenleving. Bijdrage-modellen.

Als vader van een – zogenoemd – kind met een beperking heb ik inmiddels ervaren en geconcludeerd dat in het licht van dit soort modellen mijn kind niets blijkt bij te dragen; ze spreekt geen der bedoelde talen. Soms hoor je verkondigen, in het verlengde van het ‘waartoe zij ook bestemd zijn’ dat hun bijdrage vooral daarin ligt dat door hun ‘zijn’ anderen hun gave der verzorging verder kunnen ontwikkelen. ‘We hebben ze nodig’ klinkt het dan. Volgens eenzelfde gedachte wordt het bestaan van het kastenstelsel in India gerechtvaardigd.

‘We hebben ze nodig’. Waar het bij dit soort mantra’s aan schort is dat de positie van waaruit deze verkondigd worden niet klopt. Hiervan gaf ook de zorgaanbieder blijk die ons melde het spijtig te vinden niet meer voor onze dochter te kunnen zorgen. ‘We hebben ze nodig’. Zou ik mijn kind verkeerd begrepen hebben en ook menige Bijbelse boodschap op dit punt. Door de tijd heen heb ik geleerd dat ik het ‘wie is mijn naaste’ moet begrijpen als ‘voor wie kan ik de naaste zijn’. Mag ik in het verlengde daarvan het ‘we hebben ze nodig’  daarom omkeren tot het gewone ‘ze hebben ons nodig’.

Zo dwaalden mijn gedachten af tijdens de preek zondagmorgen. Wat is de taal van een autist, wat is zijn bijdrage? Wat is de taal van de dochter van de zuster die voor mij zit? Naar menselijke economische maatstaven draagt ze niets bij.  Maar het belangrijkste is dat ze er zijn; ze bestaan en als schepsel Gods mogen ze in ons midden zijn. Hun taal is: ’ik ben er’ en omdat God het gewild heeft mag ik er zijn.Voor mij is dat de tiende taal; de taal van het bestaan – bij de gratie Gods – welteverstaan. En dat geldt voor ons allemaal.

Harry is dood (2)

Al eerder schreef ik een stukje met deze titel – en toch doe ik het nog een keer. Harry is dood, niet de Harry van de paarden, maar dit keer Harry van de muziek. Ik leerde Harry Muskee kennen via een goede vriend van me die me jaren geleden meenam naar een concert van Cuby and the Blizzards. Zijn vermoeden dat ik er wel eens iets aan kon vinden bleek te kloppen. Blues is mijn ding; Ik ben groot gebracht met Mahalia Jackson en leerde de door Greijdanus-docent Akkerman gepromote Negro Spirituals uit mijn hoofd; een goede basis voor mijn hedendaagse voorkeur.

Met enige regelmaat bezocht ik de afgelopen jaren Harry’s concerten, vaak met mijn jongste zoon die aantrekkelijk gitaar speelt – al zal hij dat zelf nooit toegeven. Zijn eerste Harry-concert weet hij zich nog goed te herinneren; het mooiste vond hij de microfoonstandaard met daaraan vastgemaakt een plateautje waardoor Harry altijd een fris flesje bier binnen handbereik had. In de loop der jaren is het flesje bier vervangen door water; de oude meester kon het anders waarschijnlijk niet meer trekken tijdens de voorstelling. Nu is hij dood en mij rest slechts de herinnering aan een bijzonder en moeilijk mens die zei en vertolkte ‘dat muziek het laatste geheim is’.

Aan deze uitspraak moest ik denken toen ik afgelopen week met mijn zoon een gitaarwinkel in Groningen bezocht; ‘linkshandigen’ zijn moeilijk te krijgen en daarom werd het Groningen. Inmiddels heb ik geleerd dat ik me tijdens zo’n persoonlijk uitzoekmoment op de achtergrond moet houden. En zo raakte ik in gesprek met een verkoper die me – omdat hij me zo afzijdig zag zitten – toevertrouwde dat de meeste goede gitaristen toch een beetje bleu en teruggetrokken zijn. Een hele geruststelling te horen dat mijn zoon dus een goede gitarist is; ik misschien ook?

Ondertussen vulde de winkel zich met andere muzikanten. Een zichtbaar door de muziek gegrepen echtpaar informeerde naar een passende versterker en voor ik het wist vulde de winkel zich met nog nooit gehoorde klanken. Ik ben blij de gave van het luisteren te bezitten, maar ben toch iedere keer weer stik-jaloers op diegenen die op het podium staan en voor wie muziek een levenswijze is. Na het echtpaar arriveerde een moeder – met zoon – die er best wat voor over bleek te hebben haar zoon in een Jimmy Hendriks te zien veranderen. De twee mannen vonden elkaar ongekend snel in een jamsessie en voor ik het wist stond de hele winkel te swingen. Zo was ik getuige van een spontaan optreden en moest ik denken aan de woorden van Harry – muziek is het laatste geheim -. Het is een taal die ik niet spreek, maar slechts kan horen. Harry had gelijk en voor mij moet het maar zo blijven ook ….

Na vele uren wachten en genieten verliet ik met mijn zoon de winkel; hij blij met zijn nieuwe gitaar en ik omdat ik getuige mocht zijn van mensen die hetzelfde geheim bezitten, met elkaar delen en daarom elkaar zo goed verstaan.

En toch betwijfel ik of Harry echt gelijk had. Volgens mij zijn er meer van dat soort bewaarde geheimen. De Bijbel noemt de Liefde de grootste daarvan en volgens mij was die het eerste- én is die het laatste geheim. Hoe kan het anders met een Schepper die zelf de Alpha en de Omega is !

Het geheim van de Liefde, of beter gezegd de Liefde zelf, zal voor ons eens zichtbaar worden, tenminste als je nu al de goede kant op kijkt ….. en daar mag je best een muziekje bij opzetten …..

1 Korinthiërs 13:13
Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.

Loof en gras, regen en droogte

Het is eigenlijk best vreemd dat je in een periode waarin veel gebeurd niets te schrijven hebt, tenminste zo lijkt het. Soms moet je voldoende afstand van iets hebben om het te kunnen verwoorden en soms ben je gewoon te moe. Mijn vrouw en ik vragen ons soms af of het nog gekker kan en de grens van wat je aankunt niet al lang bereikt is. Na het overlijden van mijn dierbare tante is in de afgelopen maanden ook mijn schoonmoeder overleden. Wat hebben we met elkaar gevochten voor haar leven, met name om een falende afstemming tussen een zieken- en verpleegtehuis te overbruggen. Wat zal ik er van zeggen; zij ruste in vrede en soms moet je niet alles willen weten toch?

Dus liggen er twee Yarden mappen in onze huiskamer en nog een heleboel andere papieren die samenhangen met belasting en erfenissen. Ons huis puilt uit van spulletjes uit beider nalatenschappen. U kent het wel: te mooi om weg te gooien en te lelijk om zelf te bewaren. De kringloop is een trouwe bondgenoot geworden; zij sust het geweten dat je iets van een dierbare weggooit.

Ook het gezin blijft volop in beweging: de een lijkt nu pas te gaan puberen, een ander kan geen arbeidszekerheid vinden, de volgende sluit zich frequent op in zijn kamer om de toegang tot een vervolgopleiding veilig te stellen en de laatste struikelt dagelijks over door anderen opgeworpen beperkingen en onbegrip; soms is de omgeving meer beperkt dan jezelf moet je maar denken.

En of het allemaal nog niet voldoende is rommelt het op het ouderlijk werk ook nog. Mijn vrouw heeft inmiddels haar dierbare baan verlaten omdat zij en de organisatie het niet met elkaar konden vinden en op mijn eigen werk heeft de baas het hazenpad gekozen omdat hij zich niet langer wil laten koeioneren door een interimmer die het allemaal beter weet.

Hoera voor het leven, maar mag het ietsje minder?

Zondags zijn we ook in toenemende mate mobiel. Het leven van de week drukt ook op de zondag zodat we er vaak even uit moeten en derhalve een naburige gemeente bezoeken. Ook het thuisgevoel binnen de eigen gemeenschap krijgt af en toe een knauw. Zes plaatsen in de kerk reserveren lijkt te veel; één plus begeleider moet toch voldoende zijn – alsof je een concert bezoekt!

En toch, wat houdt een mens overeind? Door bovenstaand geklaag – mag toch? – heen blijven we de lichtpunten zien. Licht afkomstig van Hem die de duisternis heeft overwonnen. Inmiddels is het Goede Vrijdag geweest en Pasen, en na een aanstaande Hemelvaart wordt het gelukkig weer Pinksteren. Mooi toch iets te mogen zien van een werkende Geest – zullen we weer eens zo’n mooi concert bezoeken dat de werking van de Geest weerspiegelt ?

Mijn vrouw is inmiddels als vrijwilliger begonnen bij Kuria, een hospice. Het is haar ding; zorgen voor mensen in de eindfase van hun leven. In haar zie ik inmiddels een van de vrouwen die bij een stervende Jezus waren; Hem niet willen loslaten Die jou vasthoudt. Zo kan het leven je op een pad zetten dat jezelf niet hebt gezocht, maar anderen voor je hebben gevonden.

Soms komen je eigen gemaakte plannen en verwachtingen niet uit, maar in uiteindelijke dankbaarheid ontdek je nieuwe wegen en bestemmingen. Ook op de weg daar naar toe mag je soms welverdiend uitrusten, zeggen we dan maar tegen onszelf, vooral als het om dingen gaat die een Ander voor je uitkiest.

Mijn ….. haar ….. Uw …..

‘Je hebt veel op je donder gehad van het leven’. Zittend in het ziekenhuis flitst het door mijn hoofd. Bij een van de ontmoetingen die mijn rolstoeldochter met Ben Ketting had trok hij bovenstaande conclusie. Het is een constatering die ontdaan is van een persoonlijke aanval; soms zou je zo graag iemand er de schuld van geven van wat je meemaakt, jezelf – waar heb ik dat aan te danken, doe ik iets fout soms? – of misschien zelfs God. Door het leven als oorzaak aan te wijzen vermijd je een verwijt; is lijden dan inherent aan het leven? Vandaag op weg naar het ziekenhuis had ik tegen mijn vrouw gezegd dat ik het leven eventjes niet meer leuk vindt.

Het ziekenhuis, we zitten er weer. De Weezenlanden is inmiddels een vertrouwde plek voor ons; we zouden ons er bijna thuis gaan voelen. Vorige week een afrondende kaakoperatie voor onze jongste dochter; alles ok, daar niet van, maar wel weer de nodige spanning die opmerkelijk genoeg altijd weer samengaat met een schier eindeloos vertrouwen dat het uiteindelijk allemaal goed komt. Net zoals de vorige operatie duurde deze ook weer langer dan ons lief was en tijdens de operatie zaten we weer in het restaurant tegenover het glazen kunstwerk waar ik eerder over schreef. De vorige keer werd mijn gepeins onderbroken door een vrolijk langsrijdende Fharona, dit keer zochten we haar op – A510 – omdat ze net geopereerd was. Bijzonder toch die parallellen.

Nu, een week later, zit ik er weer. Vanmorgen waren we nog druk voor haar bezig geweest, met een onwillige bank en met een andere woning omdat ze teveel last heeft van de buurman; nu ligt ze bij de eerste hulp omdat een dochter haar vanmiddag naast haar bed vond; CVA – na mijn tante nu ook mijn schoonmoeder. Boos, verdrietig; zeg het maar – ik word er stil van en vraag me af waar het allemaal goed voor is – al die gebrokenheid – soms heb ik er even genoeg van en voel dat de uitspraak van Ben ook op mij van toepassing is.

Lohues zei nog dat ieder huis zijn kruis heeft, maar dat het bij sommigen een loden kruis is; zo voelt het nu ook eventjes. Opmerkelijk genoeg – ik ben er dankbaar voor – komt in mijn gedachten dan altijd weer dat houten kruis naar boven en met name Diegene die er aan gehangen heeft. Lohues zou zeggen dat die gedachten in mijn systeem zitten; ’t zal best, maar ik voel me gelukkiger bij de gedachte dat ikzelf in het systeem van een ander, Die Ander, zit.

Ik blijf het wonderlijk vinden hoe ik al dwalend en zoekend steeds weer Hem ontmoet die me rust en warmte geeft. Wie wie zoekt of wie wie gevonden heeft? – ik laat het er even bij – om als moe kind even lekker uit te rusten in de armen van mijn Vader.

Morgen is er weer een dag en zal ik – het is mijn gebed – als uitgerust kind naar Zijn voorbeeld weer zorgen voor allen die mij toevertrouwd zijn; zorgen voor mijn ….. haar ….. Uw …..

Stilstaan of bewegen

Een van de eerste dingen die ik als aanstaande bedrijfskundige meekreeg was de stelling dat deze met name actief is daar waar er iets veranderd. Als je van stilstand hield diende je een ander vak te kiezen. Het was 1978 en veel later realiseerde ik me dat het – zoals we het tegenwoordig noemen – om verandermanagement gaat. En in onze tegenwoordige, ik-gerichte, maatschappij gaat het dan om het managen van jezelf richting geluk; in mijn vorige baan heette dat master of your own destiny. Zo nu en dan kom ik in mijn leven spiegels tegen die zicht geven hoe dat nou bij mij werkt en hoe ik met veranderingen omga.

De afgelopen paar dagen bezocht ik 3 concerten; een 64-jarige, een 39-jarige en een 27-jarige artiest gaven me een inkijkje in hun leven en ik vroeg me af welke keuzes zij gemaakt hadden en hoe het verder met hun zou gaan. De ander als voorbeeld voor jezelf; waarom zou je alles zelf willen proberen als je de kunst van een ander kunt afkijken?

Woensdagavond bezocht ik met mijn gitaarspelende zoon een concert van Jan Akkerman (1946). Ik had me aangemeld vanuit jeugdsentiment en om zoonlief te laten zien wat er zich in mijn tijd afspeelde. Jan Akkerman – Focus – Thijs van Leer – pop met een klassiek randje. Het was een deceptie, meer kan ik er niet van maken. Ik moest denken aan Femke Halsema die op tijd gestopt was; Jan duidelijk niet ! De oude heer probeerde met over-the-top gitaargeraffel zijn doorgemaakte groei zichtbaar te maken. Zo nu en dan lukte het me na 5 minuten iets van een melodie te ontwaren en warempel ontdekte ik even het Hocus Pocus ….. Jan is volgens mij blijven zitten waar hij zat, misschien wel veranderd, maar een doel lijkt hij niet bereikt te hebben.

Vrijdagavond zat ik in dezelfde theaterzaal, dit keer met mijn vrouw, bij een concert van Daniël Lohues (1961). Verrast werd ik door een onafgebroken stroom van mooie knusse liedjes vertolkt door een bijna 40-jarig kind dat oog voor mens en natuur heeft. Met hem bezocht ik in gedachten de plekken die hij bezong en ik waande me terug in de weilanden en sloten van mijn eigen jeugd, helaas inmiddels omgeploegd tot asfalt en woonwijken. Veranderd is hijzelf zegt hij en wat resteert zijn alenig herinnerings. Toch hoor je als hij over het oude geloof spreekt een weemoed in zijn stem en een verlangen naar een tijd van zekerheden. ‘Het zit nou eenmaal in mijn systeem’, zegt hij. Iets achterlaten, van koers veranderen, zonder een nieuwe richting voor ogen te hebben; waar zal hij uiteindelijk uitkomen?

Zondagavond zat ik met vrouw en twee dochters op een heel andere plek – geen theater – . We hadden gepland onze eigen kerkdienst gemist en bevonden ons die avond in een evangelische gemeente in Oldebroek. Vol was het er en we voelden ons vrij. Vrij omdat we ons verbonden voelden met de groep jonge muzikanten die ons in roerige tijden – tijden van veranderingen – een bemoedigende richting aangeven.

Na enig verkeerstechnisch gepuzzel parkeerden we onze auto achter een oud kerkgebouw. Twee vriendelijke dames – ik schat 40-tigers – wezen ons de weg naar binnen, naar een zaal vol jeugd met achterin de ouderen. Deze omgekeerde bezetting liet zich verklaren door het feit dat we waren beland op een tweedaags jeugdcongres over identiteit en authenticiteit dat afgesloten zou worden met een concert van Matthijn Buwalda (1983). We waren er weer aan toe – aan een shot – in de goede richting. Het blijft me steeds weer verbazen hoe een gozer – half zo oud als ik – het leven van een gelovige twijfelaar, die zo af en toe een schouderklopje van ‘Boven’ nodig heeft, zo treffend kan verwoorden en verklanken.

Veranderen is bij hem een terugkerend (impliciet) thema. Niet stil blijven staan en vooral niet stil blijven zitten. Mijn vrouw en ik worden steeds weer diep geraakt door de vertolking van Christus opdracht tot praktiserend discipelschap. Met zijn ‘Ga!’ deelt hij onuitgesproken de mening met ons dat menig kerkbank bevolkt wordt door – incluis onszelf – in rust-roestende werktuigen van God. Ongetwijfeld zal het ook te maken hebben met wat je van je eigen toestand en houding vindt. Immers is menig lied dat je uit volle borst meezingt een oproep en bemoediging van jezelf die gevoed wordt vanuit een onvervuld verlangen.

Jan lijkt stilgestaan te hebben, Daniël komt er moeilijk los van en Matthijn roept ons toe te bewegen. Bij wie van de drie sta ik het dichtste bij?

Bewogen verlieten we het oude kerkgebouw. Voor ons één van de twee dames die ons eerder de weg wees. Haar betraande gezicht verried dat zij iets gezien had van waar ze naar op zoek was; ze zal het ongetwijfeld ook tegen Matthijn gezegd hebben.

Thuisgekomen herinnerde mijn vrouw mij met een glimlach aan het verhaal dat Daniël vertelde over een oude gelovige vrouw die graag begraven wilde worden met een dessertlepel in haar hand omdat naar haar zeggen het ‘toetje’ nog zou komen.

Veranderen: soms ontbreekt het je aan eigen kracht om in beweging te komen en soms ontbreekt het eenvoudigweg aan een doel. Dankbaar kijk ik daarom terug op het laatste concert en voel me als reiziger verbonden met menig bezoeker van Matthijns concerten. Samen zingen en bidden om Gods liefde en die door te mogen geven aan de mensen om ons heen.

‘dat er steeds meer van Uw liefde mag gaan schijnen,  – door mij -’