Denkraam

Voor de trouwerij van mijn dochter hadden we een mooie goudgeverfde schilderijlijst gemaakt. Je weet wel, koppen er door, lachen en dan een gepast kiekje voor het fotoalbum. Omdat mijn dochter een opgeruimd type is en een meer bruikbare lijst voor haar kamer wilde, belandde hij bij ons in de garage, totdat ik het zat was en een geschikt plekje buitenshuis zocht, want weggooien is mijn ‘stiel’ niet. In de tuin ermee dacht ik, dat zie je ook bij huis&tuin programma’s, dus kon ik niet achterblijven. En daar staat hij dan op de plek waar ons konijn een rustplekje heeft en hij onze betonnen peinzer omkadert tot een verstilt leven.

Zo zat ik vandaag in de tuin naar het stilleven te kijken verzonken in gedachten waarmee ik probeerde de afgelopen week te overdenken. En er viel veel te overdenken, zelfs zo veel dat we geen fut meer hadden zelfs maar over onze aanstaande vakantie na te denken, laat staan er één te plannen. De week was vol geweest met het wegwerken van stapels financieel getinte papieren, onbegrijpelijke verzekeringspapieren van mijn eigen club, verantwoordingen PGB / WMO, mijn verjaardag, een etentje met het gezin en zakelijk, zowel bij mij als bij mijn vrouw, de nodige opmerkelijkheden.

De ‘topper’ van de week was een bezoek aan een keuzecentrum van de woningstichting die een appartement voor onze rolstoeldochter gaat bouwen en ook nog voor 15 andere koningskinderen die het ook nog met speelgoedtroontjes moeten doen op deze aarde. Hoopvol begonnen we met het uitzoeken van de vloer- en wandbedekking. Omdat wij niet van die hele snelle beslissers zijn genoten we inmiddels van ons tweede bakje koffie alvorens te beginnen aan de keuken.

Eerst de kleuren dan maar, net zoiets als thuis leek onze dochter het beste, ‘niet al te opvallend want het gaat om mij’ dacht ze ‘en niet om de keuken’. Al gauw ontstond een probleem. De vriendelijke meneer had VG op zijn papiertje staan en ook in zijn gedachten en wij dus LG. Nu zult u zich afvragen wat die afkortingen betekenen; laat ik u dan even bijpraten: VG staat voor Verstandelijk Gehandicapt (waarom met hoofdletters weet ik ook niet) en u raadt het al; de L staat voor Lichamelijk en de rest kunt u zelf wel aanvullen. En dan heb je ook nog een M, die een combinatie herbergt, maar die wordt niet al te vaak gebruikt omdat je dan met de verdeelsleutel tussen die twee handicaps zit.

‘Laten we toch maar gewoon doorgaan’ sputterde die meneer die aan onze dochter merkte dat ze het liefst op twee wielen er vandoor wilde gaan. Even ons denkraamje geraadpleegd. Wat doen we, fatsoenlijk en coöperatief blijven of onze dochter achterna gaan?

Mijn vrouw bezit een ander denkraam dan ik. ‘Ik ben een echte …’. en dan bedoelt ze dat ze net zoals haar oudste zus best een onschuldige verkeersdeelnemer, die geen richting aangeeft, luidkeels kan ‘toespreken’. Gelukkig hebben wij geen cabriolet en kan ik met een gerust hart met haar op pad. Ik ben meer van het ‘constructieve’ soort en denk altijd hoe de problemen op te lossen; mijn hersens schakelen dan een ‘creative processor’ bij, de kloksnelheid gaat omhoog en zowaar komen er oplossingen waaraan geen mens, en zeker die meneer niet, aan gedacht zou hebben. Ze vielen geheel buiten zijn denkraam.

Mijn vrouw sputterde nog dat het een huurappartement is, maar ik had in mijn gedachten de IKEA kastjes al besteld, muren doorgebroken en was zelf al aan het klussen gegaan.

Na een derde bakje koffie moesten we er even bij gaan zitten. De meneer vinkte zijn lijstjes af en begon vol goede moed nog aan de badkamer. Ik zal u nu de details besparen; we waarschuwden onze dochter nog dat het geen echte wc was, maar het was al te laat. Het schrobputje deed gelukkig zijn werk. Wel curieus dat juist een LG-er zoiets doet, zou je eerder van een VG-er verwachten toch .. of heb ik nu het verkeerde raam open staan? Gelukkig kon de meneer weer wat lijstjes afvinken en tikte vol goede moed de eindresultaten in zijn computer.

Plots realiseerde ik me dat ik nog een afspraak had met dezelfde medewerker waarmee ik ’s morgens ook al een afspraak had en waarbij ik te laat kwam. En met name managers mogen volgens hem niet te laat komen – het goede voorbeeld – , ook niet als je een kwartier te laat geboren bent en dat nooit weer inhaalt. Ik spoedde mij zaak-waarts en alsof ik de laatste tijd niet genoeg problemen met mijn bolide gehad had hoorde ik een sissend geluid vanachter het dashboard. Als ik u vertel dat het buiten 25 graden was hoef ik u niet verder te vertellen welk prijzig onderdeel het begeven had. Die middag is het zakelijk en ook anderszins niets meer met me geworden. Mijn humor werd niet meer begrepen, ook niet met een verwijzing naar Bomans ‘humor is verwerkt verdriet’.

Thuisgekomen koste het mij veel tijd mijn ‘creative processor’ weer uit te schakelen. De radertjes kwamen langzaam tot stilstand en ik ontwaarde een moeder en kind die nog zaten bij te komen van de gebeurtenissen die dag; de een kwaad de ander stil. Ik voegde me bij hun samenzijn met een mengeling van emoties en gedachten, mijn denkraam aftastend hoe daar mee om te gaan.

Want een denkraam is een kader en een kader geeft aan waar de grenzen liggen, grenzen aan je reactie op dit soort belevenissen. Soms helpt zo’n kader, maar nu even niet.

Soms moet je hem inwisselen, zoals nu, voor de armen van een Vader; verbonden armen met gevouwen handen die als een raamwerk een doorkijkje geven naar een toekomst zonder begrenzingen.

Denkramen. Ik begin geloof ik een beetje op mijn dochter te lijken. Opruimen van tijd tot tijd kan geen kwaad. En omwisselen voor een ander ook niet. Ik denk dat ik de lijst nog wel een tijdje op zijn plek laat staan.

Om er naar te kijken …. van een afstand…..

Langs ’s Heeren wegen

Als opvoeder kun je je met enige regelmaat ongerust maken over de ‘wegen’ die je kinderen gaan. Als er één een route kiest die niet in jouw Tom-Tom staat zou je, net zoals dat apparaat vaak doet, willen schreeuwen ‘keer om’. Dat doe je dan ook vaak, maar het gevoel dat het niet helpt deel ik met veel andere ouders en om mijzelf en hun moed in te spreken zeg ik dan dat ze op ‘Gods tijd’ en vooral op ‘Gods wijze’ wel weer ‘thuis’ zullen komen. Daarbij vertel ik dan het verhaal dat een neef van mij vertelde over zijn ‘verloren zoon’. Ik wil het u niet onthouden.

Het boterde al langer niet thuis en in de kerk. Verwijdering was het gevolg en hoe harder er gebeden en begrensd werd hoe meer hij iedereen als zand door de vingers glipte. Het verdriet veranderde de gevouwen handen in gebalde vuisten en het afscheid leek definitief. Zoonlief verhuisde naar een grote stad aan zee in een ver land en verbrak de verbinding met de thuisbasis. Ginds voelde hij zich vrij en veilig om met volle teugen van het leven te genieten en zo zwierf hij langs paden en wegen en langs steden en havens.

Op een dag werd zijn nieuwsgierigheid gewekt door een groot schip met de naam Logos. De naam herinnerde hem aan iets van vroeger, van thuis. Een schare jongelui verspreidde zich over het haventerrein om de stedelingen uit te nodigen eens aan boord te komen. Was het zijn nieuwsgierigheid die hem aan boord dreef of het meisje dat hem uitnodigde of was er een mysterieuze Hand die hem aan boord trok? Wat hij daarbinnen ontmoette deed hem besluiten om de dagen daarna het schip te blijven bezoeken. Steeds was zij er ook weer die hem een Boodschap bracht die hem rust gaf en hem ook deed beseffen dat ze samen iets moois konden delen.

Het samen delen groeide uit naar een samen willen (be)leven. Na een half jaar meldden ze zich bij het ouderlijk huis om te vertellen dat ze thuisgekomen waren en dat ze voortaan dat gevoel ook met de achterblijvers wilden delen. Ze hebben er een groot feest van gemaakt en zijn inmiddels zelf ook ouder geworden in het besef dat je kinderen soms alleen echt thuis kunnen komen als ze eerst zijn weggegaan.

Gelukkig kunnen ze ook thuiskomen als hun geld niet op is….

Breken, Breuken en Brokken

‘Ik scoor een kwart’ en ‘ik een derde’. Ik volg  een gesprek tussen twee vaders die beiden een zoon zien afdwalen van ‘het rechte pad’. Gek eigenlijk zo’n uitdrukking omdat we het vaak juist over de smalle weg hebben, die meer een kronkelweg is dan een recht pad. Zelf had ik ook wel eens dat soort gedachten, alleen keerde ik de score om van verlies- naar winstpunten en aangezien ik een andere gezinssamenstelling heb kom ik op andere breuken uit, want dat zijn het: breuken.

Als jong kind werd ik geconfronteerd met het breken van familiebanden door kerkelijke onenigheid. Dat is eens een keer wat anders dan ‘het breken van het brood’. De collectezakken op het ouderlijk bed verbeeldden de breuk van ’67. Tot aan dat moment had ik als jongen van elf niet in de gaten gehad dat er op het kerkelijk erf sprake was van ruzie en onenigheid. ‘We gaan ergens anders kerken’ zei mijn vader. Ik stond aan de grond genageld, omdat ik voelde dat het een andere lading had dan ‘het ergens anders kerken’ in de vakantie. En vanaf dat moment zaten we ’s zondags aan de bar van een bovenzaal van de Hanzestad en later in een gehoor(zaam)zaal, want wij bleken het immers bij het rechte eind te hebben. Dat ‘rechte eind’ was vanaf dat moment ook vast gespreksonderwerp op verjaardagen en andere feestjes, immers: waar het hart vol van is…….Als niet ingelezen- en bijgeprate jongere is me van die periode meer het woord ‘eind’ dan ‘het rechte’ bijgebleven. Het bleek het einde van veel familie- en vriendschapsbanden. Wij gingen naar ‘buiten’ en zij bleven ‘binnen’, of bleven wij ‘binnen’ en gingen zij naar ‘buiten’?

Scherp herinner ik me nog dat de motivatie van de breuk ook een voorspellend waardeoordeel inhield dat de ander ‘de verkeerde kant op ging’, een groep achterna waarvan wij bij een eerdere breuk al afscheid hadden genomen. Pijn verwoord je dan in termen van pijn denk ik dan maar. Tot mijn grote en plaatsvervangende schaamte kom ik de ‘dwalenden’ nu vaak tegen als broeders en zusters die ons – staat u mij toe – rechts ingehaald hebben en waaraan wij een lichtend voorbeeld hebben van diepe gelovigen. Menig begrafenis van een naast familielid verliet ik zo met enig schaamtegevoel omdat zij mij een intens voorbeeld gaven van Godsvertrouwen en liefde. Iets wat ik zeker in die tijd tussen de regels door moest beleven. Ik hoop nog eens dat ik mijn gevoel ‘bekocht’ te zijn een plekje kan geven. Mijn diepe overtuiging is dat de gebrokenen met het oog op de eenheid onder één en dezelfde noemer zijn te brengen. Een noemer die een naam heeft, een Naam die genoemd mag worden, telkens als we elkaar ontmoeten – al is een begrafenis niet altijd hèt moment om PtL te roepen, of juist wel – omdat zijn Naam verenigt en zicht geeft op een gezamenlijke toekomst!

Wat mij van die breekbare periode ook is bijgebleven zijn de woorden die over en weer gesproken werden. En het geschrijf waarmee met een fileermes het eigen gelijk en andermans ongelijk werd gesneden. Ze zijn als echo’s bij me blijven hangen, echo’s die de laatste tijd weer klinken, gewekt met woorden gesproken door eensgezinden die recente breuk- en scheurmakers terecht willen wijzen. ‘Kampen’ laat weer eens van zich horen; woorden die in ’67 tegen ‘ons’ gesproken werden, worden nu gebruikt tegen ‘hen’ die in dezelfde positie verkeren als wij destijds. De blijvers tegen de gaanders. Zijn het slachtoffers die daders worden zoals zo vaak?

Is pijn veroorzaken medicijn om eigen pijn te bestrijden? Ik hoop dat u me even alleen kunt laten met mijn gevoelens en niet voor ‘wegbeheerder’, ‘verkeersregelaar’ of ‘richtingaanwijzer’ gaat spelen. Ontstijg het platte vlak en beleef een andere dimensie die uitgaat boven de (uit)glijbaan van spoorzoekende gelovigen.

Welke score heb jij gehaald met je kinderen, of met jezelf door een bepaalde weg in te slaan? Onthullend vind ik zelf te beseffen dat deze gedachten gebaseerd zijn op de veronderstelling dat wij zelf moeten scoren. Tegenover het schuldgevoel bij een ‘slechte score’ staat zo ongemerkt het even onterechte winnaars gevoel bij een ‘goede score’. Beschamend is het te ontdekken dat daarmee Diegene die voor het definitie resultaat is gegaan door zichzelf op te offeren ogenschijnlijk buiten beeld blijft.

Hoe kunnen wij ons resultaatverantwoordelijk voelen als het resultaat er allang is; hebben wij gelukkig niet alleen een inspanningsverplichting op ons genomen bij het doopvont of ons eigen ja-woord? Niet dat je daar soms minder moe van wordt, maar wel minder angstig en krampachtig. Laten we de kunst verstaan de ander los te laten die een andere weg wil gaan op weg naar hetzelfde doel. Onverwacht blijken onze wegen elkaar soms te kruisen en kunnen we elkaar dan weer hartelijk groeten op weg naar een volgend ‘tot ziens’ eindigend in een definitief weerzien.

Onderweg zullen we helaas nog veel brokken maken……

Yep, ik was erbij

Afgelopen vrijdag woonden we als gezin een concert bij van Michael W. Smith. Wel eens een mooi lied van gehoord, maar hemzelf had ik nooit in levende lijve gezien, laat staan van dichtbij. We waren al vroeg vertrokken en aangezien de reis voorspoedig verliep kwamen we ook vroeg aan. Het prettige van een GH parkeerkaart is dat je ten minste je auto kwijt kunt. Pas onlangs begreep onze dochter waarom we haar zo vaak de stad mee in nemen. We parkeerden onze bolide naast een black american car, vermoedelijk van Smitty himself. In een oogwenk sta je zo naast een fenomeen, zo eenvoudig schijnt het te kunnen zijn.

Nadat ik bijna ieder gezinslid bij een andere ingang gedropt had sloot ik me aan bij de veldrij. De organisatie had gemeld dat er ook stoelen op het veld zouden staan: onze redding, want de beentjes laten het bij een langdurige belasting afweten. Na het bekende trek- en duwwerk sprintten we de zaal in om een goed plekje te bemachtigen. En jawel ….. met de neus vooraan. De dochters zaten met de rolstoel – of staat een rolstoel? – op de ring, alles mooi in beeld hebbende.

Mijn buurman bleek ook een aarzelende bezoeker te zijn. Zijn vrouw had een boekhandel en samen met andere handelaren was ze door de platenmaatschappij eerder die week uitgenodigd voor een besloten presentatie van de nieuwste Smitty CD. Zo kom je nog eens ergens, straalde hij uit. In schatte hem in als iemand die echt niet uit zijn dak zou gaan en al helemaal niet met de handjes in de lucht zou wapperen, laat staan op de juiste momenten en met de juiste bewegingen. Het zou er inderdaad niet van komen die avond met die meneer.

Ik heb hem later nog eens een paar keer vanuit een andere positie bespied, maar hij zat de hele avond zoals hij de hele avond zat, stil en onbewogen. Ongemerkt spiegel je jezelf aan zo iemand. Een willekeurige voorbijganger zou mij ook zo getypeerd en beschreven kunnen hebben. Dat beeld waarmakend begon ik die avond ook zo ….. eens even de kat uit de boom kijken, niet te dicht bij graag. En bij de zangers uit het voorprogramma kostte het mij geen enkele moeite me ook zo te gedragen.

Totdat Smitty kwam. Dan gebeurt er toch wel iets met je en wordt je onrustig. Muziek en thema’s gaan met je op de loop en dringen door je schilden heen om je te raken op verschillende plaatsen. Emo-fusion noem ik dat, een cocktail van gevoelens en gedachten trekt aan je voorbij, beter gezegd: maakt zich meester van je. En je ziet snel dat je niet de enige bent die geraakt wordt, ook dat maakt dat er iets met je gebeurt.

Uiteindelijk verlieten mijn vrouw en ik onze vaste zitplaats, nog even aarzelend hem op te geven, alsof we ons afvroegen of we wel weer een andere ankerplaats zouden vinden. En zo begaven we ons onder de staanders. Het verbaast met telkens weer wat een lichaamshouding met je doet. Van zitten naar staan is meer dan een andere lichaamshouding aannemen, het is ook een mentale- , misschien wel een geestelijke verplaatsing en als je het vaak genoeg doet zelfs een verhuizing.

Nog zijn we er stil van onderdeel uitgemaakt te hebben van een ‘lichaam’ dat zo sterk gericht is op lof en aanbidding voor Iemand die zelf ook opstond en de echte vrijheid weer terugbracht. ‘I’m free’ zongen we en we jumpten mee. ‘Free’ van je sores die je vaak vasthouden op je zitplaats. ‘Free’ om op te staan en te kunnen dansen omdat Hij je de ruimte geeft.

De volgende keer maar twee stoelen minder,
wij blijven liever staan …..

Wannadoener

Onlangs vroeg ik me af wat ik zou antwoorden op de vraag ‘wie ben ik’. Ik was druk bezig met het verwerken van een weekend vol met geestelijke en emotionele hoogtepunten. Twee van mijn kinderen – allebei met een beperking – beleefden een hoogtepunt in hun leven. Beiden beklommen ze daarvoor een hoge berg, figuurlijk dan. Mijn dochter – grote fan van Ben Ketting – had zichzelf niet geheel onbescheiden in het middelpunt van de belangstelling geplaatst op Ben’s concert in onze kerk in Meppel. Ze had er bij de concertcommissie op aangedrongen een keer een concert van Ben te organiseren. Het was altijd haar grootste wens geweest Ben op te volgen, wat helaas niet lukte, dus dit was een mooie goedmaker. Zij en ik hebben het geweten, een stukje hemel op aarde, mooier kun je het niet krijgen. Uit het door haar aan Ben aangeboden zelfgeschreven boek blijkt hoezeer zij en Ben elkaar verstaan. Bij zo’n binding kan ik slechts toeschouwer zijn.

Ook voor mijn zoon was het toppen dit weekend. Hij deed met 20 andere jongeren belijdenis van zijn geloof, in het openbaar nog wel. Voor zo’n verlegen knaap een heel spektakel door hem zorgvuldig waargenomen vanachter zijn ogen. Ongemerkt vraag je je af hoe hij het allemaal beleefd heeft. Beleven als een balans van geven en ontvangen zal het bij hem voornamelijk van het laatste moeten hebben denk je. Toch ben ik aan het denken gezet.

In het interview van mijn dochter met Ben na afloop van het concert kwam het gesprek op het thema wat je voor elkaar kunt betekenen. Ben’s beeld van wat hij voor haar en anderen betekent kwam al schetsend in alle bescheidenheid naar voren. Op zijn vraag wat zij voor anderen betekent bleef het pijnlijk stil. Door haar beperking ligt een snel antwoord niet voor de hand. Of was hier meer aan de hand? Ben wees voorzichtig op het boek dat hij die avond van haar aangeboden had gekregen – een boek vol ontmoetingen tussen die twee – ze knikte bescheiden. Als toehoorder van het gesprek brak ik voorzichtig in; was het om de pijnlijke stilte van mijn dochter op te vullen of was het omdat ikzelf ook iets kwijt wilde? Ik sprak gebroken over wat Ben én mijn dochter beiden voor mij betekenden. Zo ongemerkt wordt je van toeschouwer deelnemer  en vraag je af wat je zelf geantwoord zou hebben op die vraag. Ik moet onmiddellijk toegeven dat ik ook in mijn woorden en gedachten stilgezet zou zijn. Later komen ze weer op gang – zoals nu -. We zijn zo vaak bezig met wat een ander voor ons betekent – tot aan Jezus toe – Is het omdat onze batterij alleen nog maar energie heeft om te ontvangen en niet om uit te zenden? Je wordt er even weer bij bepaald op zo’n moment.

Naast het energie niveau kan er ook nog iets anders meespelen – passie -. Mijn zoon deelt sinds kort zijn passie wielrennen met een aantal broeders uit de geloofsgemeenschap. Samen fietsen ze zich langs ’s Heeren wegen het snot voor de ogen. Het doet hem meer dan goed de praktische kant van het geloven te beleven, samen met de andere ‘beulen en ploeteraars’. Ik zal ‘Wannebeliever’ eens vragen een onderafdeling in het leven te roepen met de naam ‘Wannedoener’.

Passie is ook wat mijn dochter vaak drijft. Soms heeft het iets drammerigs – de overtuiging voorbij – maar je komt er een eind mee. En in die passie komt dan plots de vraag naar boven wat jij betekent voor die ander. ‘Ongemerkt’ zoals Ben zegt ‘zit je soms zomaar bij een ander in het bootje’. Zonder het te weten ben je ingestapt en reis je mee, soms moet je durven daarvoor je beperkingen overboord te zetten. Of zijn het in deze dichtgeregelde wereld juist je ‘beperkingen’ die je helpen de stap te maken. Blijkbaar heb je soms een beperking nodig om werkelijk vrij te kunnen zijn.

Wie ben ik – wat beteken ik voor een ander – in wiens bootje zit ik – mag ik met je mee varen -. Het zijn vragen die je lang bezig kunnen houden, mij wel tenminste.

PtL !

Melanie

Af en toe mag je getuige zijn van een prachtig voorbeeld van miscommunicatie, die zijn oorsprong vindt in een gebrekkige waarneming. Gek genoeg denken we bij communiceren meer aan praten dan aan luisteren, of breder gezegd: waarnemen.

Zo was ik getuige van een ‘gesprek’ – het was meer een poging daartoe – tussen een zwaar spastisch meisje en een met haar contact zoekende mevrouw. Die laatste zal zich afgevraagd hebben wat iemand met een toetsenbord op zijn rolstoel moet en zal er helemaal niet bij stilstaan gestaan hebben wat de functie is van een uitleesvenstertje. Haar waarneming gaf haar in dat je in zo’n (rol)toestand waarschijnlijk ook wel doof zult zijn en daarom startte ze haar ‘gesprek’ middels handgebaren. Het meisje reageerde zichtbaar geïrriteerd en begon – voor zover het ging – als een razende te typen. ‘Denkt ze dat ik gek en doof ben’ verscheen er in het venstertje. Ze ging ze er van uit – ook een waarneming – dat de mevrouw het toch niet zou lezen; haar inschatting was juist: de boodschap was voor mij bedoeld. De mevrouw ging onverstoord door met haar handgebaren, want blijkbaar had ‘het meisje het niet goed begrepen’; inderdaad en ze was dat ook niet van plan. Weer typte ze een bericht dat haar ergernis verwoordde. Blijkbaar vond ze dat ik in moest grijpen, maar laat mij maar lekker waarnemen, dan kan ik ook niet mis-communiceren, dacht ik.

Het ‘gesprek’ eindigde in een desillusie voor de mevrouw; haar oogopslag verraadde de teleurstelling geen werkelijk contact te hebben gekregen met iemand die volgens haar – terechte – inschatting het zo hard nodig heeft.

Waarnemen alleen lijkt me overigens niet genoeg, je waarneming moet ook nog een beeld opleveren – ook al valt het buiten je eigen kaders – waarop je je communicatie moet afstemmen. Dat eigen kader kan ons redelijk dwars zitten. Het is goed af en toe getuige te zijn van zo’n  ‘gesprek’, ….. of was ik deelnemer?