madeliefje tussen de stoeptegels

het aarzelend begin van licht
heeft plaatsgemaakt voor middaglicht
de tegels om me heen zijn opgewarmd
ginds loopt een ouderpaar gearmd
en kinderen, die als zovelen
zich stierlijk lopen te vervelen
de zonnestralen zijn van slag
‘t is derde paaswinkeldag

tussen de tegels is mijn eigen stek
oeps – aan de overkant die oude gek
die gisteren mijn zusje plukte
haar zonder schroom de grond uitrukte
mij achterliet met veel verdriet
ik heb geluk, vandaag ziet hij me niet
mijn plek staat al sinds jaren vast
hoop dat zijn hond dit keer niet plast

herwonnen vrijheid

jij zoete wind van recht en waarheid
doorstorm de akker van het zwijgen
voer weg het doodskleed van vergeten
toon ons wat zonder graf begraven leek

en als je uitgezuchte boosheid is gaan liggen
roep dan naar wie de akker wil betreden
het niemandsland van schuld en schaamte
van prikkeldraad en grenzeloos gedrag

en wacht
en wacht op haar

en neem van haar haar eigen schuld
haar stenen keien van gestolde schaamte
begraaf ze waar het eeuwig donker blijft
verlicht haar last, verlicht haar leven

doorploeg met haar het oude land
maak nieuwe voren, herstel de aarde
en laat haar nieuwe dromen zaaien
zodat ze eind’lijk bloeien kan

wie wint verliest

ik ben een vrij gedicht
– eindelijk losgeraakt –
van opgelegde schema’s
van rijm en metra
de mij omsnoerden

bevrijd van priesters
en hun regelzucht
die overlegden over
mijn zielenheil zonder
het mij te vragen

die mij beperkten
om bevrijd te worden
van eigen ketenen
aangemeten door
zelfbedachte demonen

ik ben op pad gegaan
losgeslagen en op drift
geraakt door het verhaal
van hem die weet wat is
om alles te verliezen

en om terug te winnen
het prikkeldraad van regels
heb ik daarom losgeknipt
zodat mijn woorden vrij zijn
om hun eigen weg te vinden