Mijn ….. haar ….. Uw …..

‘Je hebt veel op je donder gehad van het leven’. Zittend in het ziekenhuis flitst het door mijn hoofd. Bij een van de ontmoetingen die mijn rolstoeldochter met Ben Ketting had trok hij bovenstaande conclusie. Het is een constatering die ontdaan is van een persoonlijke aanval; soms zou je zo graag iemand er de schuld van geven van wat je meemaakt, jezelf – waar heb ik dat aan te danken, doe ik iets fout soms? – of misschien zelfs God. Door het leven als oorzaak aan te wijzen vermijd je een verwijt; is lijden dan inherent aan het leven? Vandaag op weg naar het ziekenhuis had ik tegen mijn vrouw gezegd dat ik het leven eventjes niet meer leuk vindt.

Het ziekenhuis, we zitten er weer. De Weezenlanden is inmiddels een vertrouwde plek voor ons; we zouden ons er bijna thuis gaan voelen. Vorige week een afrondende kaakoperatie voor onze jongste dochter; alles ok, daar niet van, maar wel weer de nodige spanning die opmerkelijk genoeg altijd weer samengaat met een schier eindeloos vertrouwen dat het uiteindelijk allemaal goed komt. Net zoals de vorige operatie duurde deze ook weer langer dan ons lief was en tijdens de operatie zaten we weer in het restaurant tegenover het glazen kunstwerk waar ik eerder over schreef. De vorige keer werd mijn gepeins onderbroken door een vrolijk langsrijdende Fharona, dit keer zochten we haar op – A510 – omdat ze net geopereerd was. Bijzonder toch die parallellen.

Nu, een week later, zit ik er weer. Vanmorgen waren we nog druk voor haar bezig geweest, met een onwillige bank en met een andere woning omdat ze teveel last heeft van de buurman; nu ligt ze bij de eerste hulp omdat een dochter haar vanmiddag naast haar bed vond; CVA – na mijn tante nu ook mijn schoonmoeder. Boos, verdrietig; zeg het maar – ik word er stil van en vraag me af waar het allemaal goed voor is – al die gebrokenheid – soms heb ik er even genoeg van en voel dat de uitspraak van Ben ook op mij van toepassing is.

Lohues zei nog dat ieder huis zijn kruis heeft, maar dat het bij sommigen een loden kruis is; zo voelt het nu ook eventjes. Opmerkelijk genoeg – ik ben er dankbaar voor – komt in mijn gedachten dan altijd weer dat houten kruis naar boven en met name Diegene die er aan gehangen heeft. Lohues zou zeggen dat die gedachten in mijn systeem zitten; ’t zal best, maar ik voel me gelukkiger bij de gedachte dat ikzelf in het systeem van een ander, Die Ander, zit.

Ik blijf het wonderlijk vinden hoe ik al dwalend en zoekend steeds weer Hem ontmoet die me rust en warmte geeft. Wie wie zoekt of wie wie gevonden heeft? – ik laat het er even bij – om als moe kind even lekker uit te rusten in de armen van mijn Vader.

Morgen is er weer een dag en zal ik – het is mijn gebed – als uitgerust kind naar Zijn voorbeeld weer zorgen voor allen die mij toevertrouwd zijn; zorgen voor mijn ….. haar ….. Uw …..

Stilstaan of bewegen

Een van de eerste dingen die ik als aanstaande bedrijfskundige meekreeg was de stelling dat deze met name actief is daar waar er iets veranderd. Als je van stilstand hield diende je een ander vak te kiezen. Het was 1978 en veel later realiseerde ik me dat het – zoals we het tegenwoordig noemen – om verandermanagement gaat. En in onze tegenwoordige, ik-gerichte, maatschappij gaat het dan om het managen van jezelf richting geluk; in mijn vorige baan heette dat master of your own destiny. Zo nu en dan kom ik in mijn leven spiegels tegen die zicht geven hoe dat nou bij mij werkt en hoe ik met veranderingen omga.

De afgelopen paar dagen bezocht ik 3 concerten; een 64-jarige, een 39-jarige en een 27-jarige artiest gaven me een inkijkje in hun leven en ik vroeg me af welke keuzes zij gemaakt hadden en hoe het verder met hun zou gaan. De ander als voorbeeld voor jezelf; waarom zou je alles zelf willen proberen als je de kunst van een ander kunt afkijken?

Woensdagavond bezocht ik met mijn gitaarspelende zoon een concert van Jan Akkerman (1946). Ik had me aangemeld vanuit jeugdsentiment en om zoonlief te laten zien wat er zich in mijn tijd afspeelde. Jan Akkerman – Focus – Thijs van Leer – pop met een klassiek randje. Het was een deceptie, meer kan ik er niet van maken. Ik moest denken aan Femke Halsema die op tijd gestopt was; Jan duidelijk niet ! De oude heer probeerde met over-the-top gitaargeraffel zijn doorgemaakte groei zichtbaar te maken. Zo nu en dan lukte het me na 5 minuten iets van een melodie te ontwaren en warempel ontdekte ik even het Hocus Pocus ….. Jan is volgens mij blijven zitten waar hij zat, misschien wel veranderd, maar een doel lijkt hij niet bereikt te hebben.

Vrijdagavond zat ik in dezelfde theaterzaal, dit keer met mijn vrouw, bij een concert van Daniël Lohues (1961). Verrast werd ik door een onafgebroken stroom van mooie knusse liedjes vertolkt door een bijna 40-jarig kind dat oog voor mens en natuur heeft. Met hem bezocht ik in gedachten de plekken die hij bezong en ik waande me terug in de weilanden en sloten van mijn eigen jeugd, helaas inmiddels omgeploegd tot asfalt en woonwijken. Veranderd is hijzelf zegt hij en wat resteert zijn alenig herinnerings. Toch hoor je als hij over het oude geloof spreekt een weemoed in zijn stem en een verlangen naar een tijd van zekerheden. ‘Het zit nou eenmaal in mijn systeem’, zegt hij. Iets achterlaten, van koers veranderen, zonder een nieuwe richting voor ogen te hebben; waar zal hij uiteindelijk uitkomen?

Zondagavond zat ik met vrouw en twee dochters op een heel andere plek – geen theater – . We hadden gepland onze eigen kerkdienst gemist en bevonden ons die avond in een evangelische gemeente in Oldebroek. Vol was het er en we voelden ons vrij. Vrij omdat we ons verbonden voelden met de groep jonge muzikanten die ons in roerige tijden – tijden van veranderingen – een bemoedigende richting aangeven.

Na enig verkeerstechnisch gepuzzel parkeerden we onze auto achter een oud kerkgebouw. Twee vriendelijke dames – ik schat 40-tigers – wezen ons de weg naar binnen, naar een zaal vol jeugd met achterin de ouderen. Deze omgekeerde bezetting liet zich verklaren door het feit dat we waren beland op een tweedaags jeugdcongres over identiteit en authenticiteit dat afgesloten zou worden met een concert van Matthijn Buwalda (1983). We waren er weer aan toe – aan een shot – in de goede richting. Het blijft me steeds weer verbazen hoe een gozer – half zo oud als ik – het leven van een gelovige twijfelaar, die zo af en toe een schouderklopje van ‘Boven’ nodig heeft, zo treffend kan verwoorden en verklanken.

Veranderen is bij hem een terugkerend (impliciet) thema. Niet stil blijven staan en vooral niet stil blijven zitten. Mijn vrouw en ik worden steeds weer diep geraakt door de vertolking van Christus opdracht tot praktiserend discipelschap. Met zijn ‘Ga!’ deelt hij onuitgesproken de mening met ons dat menig kerkbank bevolkt wordt door – incluis onszelf – in rust-roestende werktuigen van God. Ongetwijfeld zal het ook te maken hebben met wat je van je eigen toestand en houding vindt. Immers is menig lied dat je uit volle borst meezingt een oproep en bemoediging van jezelf die gevoed wordt vanuit een onvervuld verlangen.

Jan lijkt stilgestaan te hebben, Daniël komt er moeilijk los van en Matthijn roept ons toe te bewegen. Bij wie van de drie sta ik het dichtste bij?

Bewogen verlieten we het oude kerkgebouw. Voor ons één van de twee dames die ons eerder de weg wees. Haar betraande gezicht verried dat zij iets gezien had van waar ze naar op zoek was; ze zal het ongetwijfeld ook tegen Matthijn gezegd hebben.

Thuisgekomen herinnerde mijn vrouw mij met een glimlach aan het verhaal dat Daniël vertelde over een oude gelovige vrouw die graag begraven wilde worden met een dessertlepel in haar hand omdat naar haar zeggen het ‘toetje’ nog zou komen.

Veranderen: soms ontbreekt het je aan eigen kracht om in beweging te komen en soms ontbreekt het eenvoudigweg aan een doel. Dankbaar kijk ik daarom terug op het laatste concert en voel me als reiziger verbonden met menig bezoeker van Matthijns concerten. Samen zingen en bidden om Gods liefde en die door te mogen geven aan de mensen om ons heen.

‘dat er steeds meer van Uw liefde mag gaan schijnen,  – door mij -’