Schuldige schaamte

XXDe stervende zon verlaat het oude spoorhuis aan de Luchiesweg. Harm is nog net op tijd voor het avondritueel van zijn jongste dochter. Bij de laatste omarming is er twijfel – het is coronatijd. En als het ‘amen’ klinkt valt er een traan.

XX‘Moi’. Chauffeurscafé De Dissel is overvol. Voor Harm en zijn vrienden is het weekend. Bert kent hij al sinds dat hun moeders hen naar de crèche van de Grote Kerk brachten.
XX‘Gedoe zeg, dat corona’. Het is Harm die weten wil wat zijn vriend er allemaal van vindt. ‘Is het fake nieuws of toch echt?’ Een antwoord komt er niet. Dan, als ze aan het einde van de avond hun blazen hebben geleegd, is het Bert die de rokerige stilte doorbreekt.
XX‘Zeg Harm, Hilligje vertelde vanmiddag dat je gisteren haar werk gebeld hebt, voor een afspraak.’ Geschrokken keert Harm zich van zijn vriend af ‘kijk me aan Harm, laat je je soms inenten?’
XX‘Nee, tuurlijk niet’ snauwt Harm, ‘dat hebben we toch beloofd afgelopen zondag in de kerk – ik ben Petrus niet!’

XXHet is slechts een paar minuten lopen naar Harms huis – te kort voor het vinden van een gewetensvol antwoord op de knagende vraag waarmee zijn vriend hem achterliet, maar lang genoeg om zich zijn laatste traan te herinneren.

XXDe volgende morgen neemt Harm zijn vrouw en kinderen mee naar de markt. Visboer Timmermans heeft zijn wagen zo neergezet dat de klanten windstil het laatste nieuws kunnen uitwisselen. Als de onlangs geplaatste priktent ter sprake komt ziet Harm hoe de klandizie zich langzaam opdeelt in twee elkaar toeschreeuwende groepen met Harm en zijn gezin – inmiddels overmand door keuzestress – ertussenin.
XX‘Hier, je hoort toch aan deze kant Harm?’ schreeuwt iemand, maar nog voordat hij binnen een van de groepen getrokken wordt klinkt een verlossend ‘vier gebakken scholletjes’ gevolgd door een, tot bijna ieders tevredenheid uitgesproken, ‘ja’ van Harm.

XX‘Broeder.’ Bij het uitgaan van de kerk voelt Harm een hand op zijn schouder. Het is de ouderling van dienst die hem achternagelopen is. ‘Ik maak me zorgen om jouw heil Harm’ fluistert hij, waarna hij diep ademhaalt alsof het hoge woord nog op kracht moet komen. ‘Gisteren zag ik je zus bij jullie naar binnen gaan, jullie hebben toch al in jaren geen contact meer?’
XX‘Nou, da’s dan toch juist mooi’ antwoordt Harm, terwijl hij een stap extra zet om aan de man te ontkomen.
XX‘Ze werkt toch bij de GGD en …’, nog voor de man uitgesproken is heeft Harm zich omgekeerd en grijpt hij hem bij zijn revers.
XX
‘Nee en nog eens nee, ik laat me niet inenten!’ Het zijn Harms laatste woorden die ochtend.

XXHet is slechts een paar minuten naar waar je niet lopen mag – lang genoeg voor een onbesliste strijd tussen schuld en schaamte. En als de avond valt doorklieft een laatste zonnestraal de kierende gordijnen en kust een kindertraan.

Schrijversvakschool #Proza-1 / les 6