De (eigen)waarde van een boom

Hebben bomen recht van spreken en hebben ze zelf iets te vertellen over hun leven en levenseinde? En als dat zo is, is hun verhaal dan aan dovemans oren gericht, onze oren?

Ik liet mijn avondkrant zakken en door de vrijgekomen vouw keek mijn vrouw mij aan. ‘Wat is er?’ vroeg ze. In de krant stond een artikel over illegale bomenkap in een naburig dorp. Ik stopte abrupt met lezen, weer een onbenul die de waarde van bomen niet kent oordeelde ik snel. Het was het zoveelste voorval dat ik in de afgelopen week tegenkwam in de media over het doden van bomen, met of zonder vergunning. En om mijn ergernissen te stroomlijnen begin ik mezelf dan vragen te stellen, vragen zoals hierboven. Ik besloot er een boompje over op te zetten, dit boompje.

Bomen zijn ouder dan de mensheid. Uit scheppingsverhalen blijkt dat zij ons voor waren. Eens gaven zij de eerste scheppingsadem aan ons door, zodat wij kunnen leven van hun gave die fotosynthese heet: Scheppingslicht omgezet in zuurstof, hun dood is onze dood. Maar al te vaak keren wij die afhankelijkheid om, zoals in het naburige dorp; omgezaagd omdat ze toevallig op ‘onze’ grond of in de weg stonden.

Wat is de waarde van een boom? Heeft hij alleen waarde voor zijn omgeving of ook voor zichzelf en wat is dat dan? Vele uren googelde ik – tot in de late uurtjes – naar een definitie van- en een methode voor het berekenen van hun waarde. In eerste instantie vond ik door schade-experts bedachte rekenmodellen. Begrippen als handelswaarde en vervangingswaarde kwamen langs, bedoelt om vast te kunnen stellen hoeveel je moet betalen als je de boom van je buurman dood-gesnoeid hebt. Net voor het laatste journaal stuitte ik op het model van de Ecosysteemdiensten, een model dat, net zoals ikzelf graag doe, veel verbanden legt. Het is laat geworden en ik liet het late nieuws over aan het vroege nieuws van de volgende dag.

Ongewoon vroeg zat weer achter mijn scherm. Ik had de nacht wakker gelegen omdat mijn vondsten nog geen antwoord hadden gegeven op de vragen over eigenwaarde en zelfbeschikkingsrecht van bomen. Ik besloot het daarom over een andere boeg te gooien en de teksten en modellen te verruilen voor de bomenbeelden uit mijn fotoarchief. Ik vond er onverwacht veel, het blijkt dat ik iets met bomen heb, vooral met solitaire bomen. Voor één heb ik eerder een gedicht geschreven – aan het einde van de pieperakker – alsof ik iets tegen hem wilde zeggen, of zijn sprakeloosheid woorden wilde geven. Nu las ik het zin voor zin, slechts onderbroken door de korte blikken die ik hem gunde. Het was alsof ik daar weer stond, daar waar ik hem vaker ontmoet had en ook nu weer toesprak.

Een paar weken geleden was ik er voor het laatst. De late sneeuw lag als een kleed over het landschap. Aan het einde van mijn voetstappen stond ik stil op de plek waar hij eens stond en boog mij langzaam voorover. Voorzichtig veegde ik wat stukken weg van wat het doodskleed bleek te zijn dat mijn boom toegedekte. Al langer was hij stervende, maar nu lag hij in stukken, de felle wind had zijn laatste adem uitgeblazen en zijn kracht gebroken. Bedroefd nam ik afscheid in de verwachting hem niet weer te zien. De landeigenaar kennende zou het een welkome aanvulling zijn op zijn kachelvoorraad. Bomen worden zelden begraven.

Starend naar de afscheidsfoto vroeg ik me af waarom ik in deze flashback nog steeds geen antwoorden had op mijn vragen. Waarom had ik die vragen überhaupt aan mezelf gesteld en konden ze wel betrekking op een ding? Het ‘ding’ bleek het kantelpunt van mijn gedachten te zijn. Toen ik daar in gedachten weer stond keek ik niet naar een ding en toen ik het krantenbericht las voelde ik dat het meer dan over dingen ging; dat gevoel was de bron van mijn boosheid. Ik blijk in de afgelopen jaren bomen ongemerkt gepersonifieerd te hebben tot meer dan dingen waarover ik vrijelijk kan beschikken; levende wezens!

En daarom stelde ik dezelfde vragen die ik ook mezelf als mens kan stellen. Dus zette ik mijn zoektocht met mijn terechte vragen voort en stuitte op Peter Wohlleben, een boswachter die een boek geschreven heeft over Het verborgen leven van bomen. Het werd besproken in een podcast van de Groene Amsterdammer die over de waarde van bomen ging. Bomen blijken sociale wezens, ze kunnen met elkaar communiceren via schimmelnetwerken, een Wood Wide Web. Wanneer een parasiet zich op een boom nestelt zendt deze via dat netwerk een signaal naar andere bomen, die dan tannine aanmaken, zodat ze minder aantrekkelijk worden voor knagende en plakkende vijanden.

Dat bomen sociaal zijn blijkt ook uit de wijze waarop ze met hun nakomelingen omgaan. Om ze te laten overleven bij weinig licht staat de moederboom een deel van haar suikers af aan haar kroost; hoe zorgzaam kun je zijn? Ik ga het boek zeker lezen.
De dingen die ik in afgelopen week las, zag en beluisterde hebben mijn basale respect voor bomen omgezet in grote bewondering. Iedere volgende ontmoeting met één van hen zal daarom anders zijn. Zal ik dan het antwoord vinden op de vragen die me wakker hielden deze week?