verjaardagsfoto


hier sta ik net 33 te zijn
of is het zitten wat ik doe

ik hou me onzichtbaar vast

loslaten is geen optie

wachten op de sluitertijd
hij neemt er de tijd voor

en ondertussen scherpstellen
zonder focus te verliezen

na eindeloos klikken sta ik er op
van zitten is geen sprake meer

Melanie

Af en toe mag je getuige zijn van een prachtig voorbeeld van miscommunicatie, die zijn oorsprong vindt in een gebrekkige waarneming. Gek genoeg denken we bij communiceren meer aan praten dan aan luisteren, of breder gezegd: waarnemen.

Zo was ik getuige van een ‘gesprek’- het was meer een poging daartoe – tussen een zwaar spastisch meisje en een met haar contact zoekende vrouw op leeftijd. Die laatste zal zich afgevraagd hebben wat iemand met een toetsenbord op zijn rolstoel moet en zal er helemaal niet bij stilstaan gestaan hebben wat de functie is van een uitleesvenstertje. Haar veronderstelling was blijkbaar dat je in zo’n (rol)toestand waarschijnlijk ook wel doof zult zijn en daarom startte ze haar ‘gesprek’ middels handgebaren. Het meisje reageerde zichtbaar geïrriteerd en begon – voor zover het ging – als een razende te typen. ‘Denkt ze dat ik gek en doof ben’ verscheen er in het venstertje. Ze ging ze er van uit – ook een waarneming – dat de vrouw het toch niet zou lezen; haar inschatting was juist: de boodschap was voor mij bedoeld.

De vrouw ging onverstoord door met haar handgebaren, want blijkbaar had ‘het meisje het niet goed begrepen’; inderdaad en ze was dat ook niet van plan. Weer typte ze een bericht dat haar ergernis verwoordde. Blijkbaar vond ze dat ik in moest grijpen, maar ik ben meer van het waarnemen. Het ‘gesprek’ eindigde in een desillusie voor de vrouw; haar oogopslag verraadde de teleurstelling geen werkelijk contact te hebben gekregen met iemand die volgens haar – terechte – inschatting het zo hard nodig heeft.

Waarnemen alleen lijkt me overigens niet genoeg, je waarneming moet ook nog een beeld opleveren – ook al valt het buiten je eigen kaders – waarop je je communicatie kunt afstemmen. Dat eigen kader kan ons redelijk dwars zitten. Het is goed af en toe getuige te zijn van zo’n ‘gesprek’,

….. of was ik deelnemer?

13% retour

Ik ben bij Zembla aangeland. Een uitzending over retourstromen bij webwinkels heeft mijn interesse gewekt. Ik droom even kort weg naar mijn studietijd waarin ik het consumentengedrag bij het grootwinkelbedrijf bestudeerde. Een ogenschijnlijk vreemde interactie tussen logistiek en menselijk gedrag. Schappen-plannen, looproutes en overprikkeling die tot hypnose leidt. Ik smulde er destijds van.

In deze uitzending dezelfde onderwerpen. ‘Bestel maar, bestel maar’ is het devies van de webwinkel. Maak het de consument maar zo makkelijk mogelijk en dus doen we het makkelijk, gewoon omdat het kan: vijf stuks bestellen in verschillende kleuren en er vier terugsturen – kosteloos natuurlijk. Of twee dagen in een nette outfit lopen en deze met parfum en al retourneren – kosteloos natuurlijk.

Gaandeweg de uitzending wordt steeds duidelijker hoeveel we retourneren – 13%1 – en wat de gevolgen daarvan zijn. Omdat een groot deel van de retourartikelen niet meer verkocht kan worden omdat het zelf- of slechts de verpakking beschadigd is ontstaat een hele handel rond deze ‘afvalstroom’. Pakhuizen vol klaar voor verzending naar verre oorden en gigantische machines die spullen vernietigen omdat men er geen andere bestemming voor weet.

Het kijken naar deze gigantische verspilling en vernietiging stemt me somber en vervult me met schaamte omdat ik soms ook winkel bij die winkels en omdat sommige van mijn kids eenzelfde bestelbeleid hanteren – gewoon omdat het kan.

Ik blijf achter in verwondering, ik wist niet dat het zo erg was. Met andere ervaringen is dit er één die me in de handen van de lokale detailhandel drijft.

‘Mag ik nog even die andere schoenen passen mevrouw’. Tot vorige maand kon dat nog. Nu staat er een bordje op de deur dat de zaak dicht is. De ‘sprinkhanen’ hebben hun werk gedaan.

1schatting: 80 miljoen euro.

Ik lust er wel soep van

Het moet in de 80-tiger jaren zijn geweest. Mijn verloofde en ik zouden bij ons thuis gaan eten, met z’n tweeën. De rest zat in het AZG bij mijn zieke moeder.

Nog voordat we de sleutel omgedraaid hadden keken we elkaar aan. Een doordringende soepgeur wakkerde onze teleurstelling aan dat we niet alleen zouden zijn. De voordeur klemde licht en vertraagde onze snel voorgenomen binnenkomst. Eenmaal binnen zagen we vanuit de donkere gang twee schimmen achter het matte raam van de keukendeur. Beiden klein, maar de een iets groter dan de ander. Ze waren te druk om onze binnenkomst op te merken.

We besloten het ganglicht uit te laten en de schimmen even hun gaan te laten gaan. Vanachter het matglas zagen we hoe hoge vlammen hun weg zochten in de hoek van het fornuis.

Licht gealarmeerd trokken we de deur open en ontwaarden we twee jongens uit de lagere-school-leeftijd die heftig in een kleine pan stonden te roeren op een te grote gaspit. De pan had het bruisende goedje niet kunnen houden en het hele gaststel bleek veranderd in een oersoep. Op het aanrecht een tiental morsig geopende soepzakjes.

Ze keken ons aan alsof we verwacht werden en dus gingen zo ongestoord door met hun kookkunsten. Nadat we het gas uitgedraaid hadden was voor hun de lol eraf en vertrokken ze rustig en teleurgesteld door de achterdeur.

De soep hebben we maar laten staan. Vanwege de hoeveelheid geopende zakjes waren de zoutkristallen in de brei bijna zichtbaar.

De volgende ochtend vertelde mijn oudste broer dat de soep die hij bij zijn late thuiskomst opgewarmd had verrassend zout smaakte, maar dat hij er desondanks van genoten had.

De mandarijn

In het kleine kamertje weerkaatst het ruim-gevulde glasvezelbehang het felle zonlicht op zijn nog overgebleven witte plekken, afgesleten hoeken verraden haar leeftijd. Links in de hoek, tegenover de deur, een even oude afvalbak die bijna bezwijkt onder de last van zijn achtergelaten inhoud.

Hier kun je uren wachten en je voeten laten rusten op versleten tegels.  Zestien plafondplaten hangen dreigend in de lucht, een knipperende TL lamp voorspelt hun val. De mandarijn op het leestafeltje heeft inmiddels haar glans verloren. De rimpelige schil omsluit de onderling verbonden delen.

Een bezoeker schuifelt over de gang, op die leeftijd moet je vaak. Op de terugweg hoopt hij zijn mandarijn terug te vinden. Deze dag is hij gelukkig niet vergeten. Verderop in de gang laten warme- een paar koude handen weer los en zoeken haastige voeten het kleine kamertje op.

“Ze is klaar meneer”.

Uitgeteld staat hij op. Gelukkig heeft hij zijn mandarijn teruggevonden. Het zou voor de eerste keer zijn sinds hun trouwen dat hij met lege handen aan zou komen en ze niet zouden kunnen doen wat ze altijd op hun trouwdag gedaan hadden. Grote cadeaus waren er nooit, in plaats daarvan op een goud gerand schaaltje een mandarijn, die langzaam afgepeld werd en waarbij oude woorden en wensen uitgesproken werden, als herinnering aan de eerste viering op de dag dat hun wederzijdse ouders nog leefden en onverwachts langskwamen.

Het was middenin de oorlog, het was winter, hongerwinter. Ondanks de avondklok hadden ze door het duister sluipend het schapenspoor gevolgd onder aan de IJsseldijk, tot aan het schapenhok. En daarna verder over het zandpad naar het kleine huisje een eindje verderop.

Eenmaal binnen hadden ze elkaar omhelsd en lieten ze hun tranen de vrije loop. De laatste keer was ruim een jaar daarvoor toen de tranen nog van blijdschap kwamen omdat trouwen nog mocht van de bezetter en toen de familie nog groter was.

En toen ze elkaar losgelaten hadden kwamen de verhalen, ook over loslaten, van anderen die verdwenen waren, terwijl hun band zo hecht was.

Het was toen een van hen de laatst overgebleven mandarijn afpelde en deze in twee helften verdeelde en aan ieder ouderpaar er een gaf zodat ze verder eerlijk verdeeld kon worden. “Zo worden families van elkaar gescheiden” zei hij. En het was na een onderlinge blik van verstandhouding dat beide moeders hun helft teruggaven aan de jonggetrouwden met de wens om nooit van elkaar gescheiden te worden.

Na de bevrijding stonden ze er alleen voor. De rest van de familie had het niet overleefd. Het huisje onderaan de dijk werd afgebroken en ze verhuisden naar de grote stad vlakbij. Ze waren er samen gelukkig en hadden uitzicht op de plek waar eens hun huisje had gestaan. Nu leven ze sinds een paar weken gescheiden van elkaar omdat het niet meer ging. Het oude verpleegtehuis is hun enige ontmoetingsplek geworden. Het verval is er zichtbaar.

Aan het einde van de gang gaat de oude man het hoekje om, daar waar haar kamer is. De zuster heeft haar geholpen zodat ze er feestelijk uitziet en als ze elkaar zien worstelen hun tranen zich naar buiten; het kan maar zo de laatste keer zijn.

Als hij bij aan haar bed zit draait ze het tafeltje tussen hen in en verschrompelde handen vinden elkaar op het koude oppervlak van het goud gerande schaaltje dat ze heeft klaargezet. En als ze elkaar diep in de ogen kijken fluistert ze: “Heb je hem bij je?”

de Witte Wieven

Bovenop de Ballumer Blinkert wil ik staan in afwachting van de zonsondergang. Er is een weersverandering op komst en dan moet je erbij zijn als fotograaf. Veranderende omstandigheden vastleggen in verstilde beelden; ik hou van tegenstellingen.

Op het schelpenpad van de Verbindingsweg naar de Blinkert kan ik nog net een kleine salamander ontwijken die zich te goed lijkt te doen aan de door de zon opgewarmde schelpen. Mooi oranje is hij, net als de zon. Voorzichtig probeer ik hem op te pakken, hij lijkt wel dood, maar langzaam komt er weer leven in. Ontroerend teer diertje op een gevaarlijke fietsroute, ‘ik zal je redden’. Languit liggend probeer ik een foto te maken, wel focus, maar geen scherpte en te weinig licht – op hoop van zegen. Dankbaar groetend zet ik hem even later op een veilig plekje ver weg van het fietspad.

Door deze onverwachte ontmoeting moet ik me nog haasten. Boven aangekomen blijk ik gelukkig alleen – hoe moet je anders van de rust genieten – Wat is ze wonderlijk mooi die natuur: een oranje ondergaande zon die de lucht zijn lading en gloed geeft, een immer ruisende zee die als een backing vocal het zich voortdurende veranderende landschap begeleidt. En in de verte de vuurtoren, een hemelwijzer als baken op aarde.

Als de zon langzaam verdwijnt verandert de sfeer met hetzelfde tempo. In de mystiek verwisselt de dag zich voor de nacht. Het wordt koud en klam. Het landschap wordt langzaam opgeslokt en lijkt te sterven door een witte deken van mist – de Witte Wieven zijn gekomen en nemen op weg naar de nacht fluisterend bezit van het landschap. Laat ze maar komen, laat me maar even samen met het landschap verdwijnen en rusten onder hun witte, zachte deken.

Nadat het licht verdwenen is staat – als op een woord – de wereld stil. Morgenvroeg zal de opkomende zon de Witte Wieven weer verdrijven en de nacht zich omwisselen voor een nieuwe dag; de zoveelste dag – en hij zag dat het goed was.

bij mijn aanmelding voor de schrijversvakschool

(reeds eerder gepubliceerd)

Tussen de gitaren zit ik weer. Ik heb me een schrijfplekje toegeëigend in het midden van de winkel. Een vorige keer schreef ik er al een stukje over en deze keer kan in de aandrang ook niet onderdrukken.

Mijn zoon is aan het puzzelen, te weinig linkshandigen en de exemplaren die hij geprobeerd heeft lijken niet te bevallen. En hier zit ik dan, terwijl om mij heen de muziek opstijgt uit een keur van instrumenten.

Een junior medewerker – student letterkunde – heeft me een kopje koffie gebracht en een tweede tafeltje bijgeplaatst om mijn geschrijf niet te bemorsen.

‘Aan het schrijven meneer ?‘.
Wat zal ik antwoorden …..

Ik vertel van mijn vorige ervaringen in deze winkel en dat ik er ook een stukje over schreef en dat ik dat tot een boekje gebundeld heb dat nu in de winkel ligt.

‘Bent u een schrijver meneer ?‘.
Wat zal ik antwoorden …..

Ik vertel dat ik gisteren het boekenbal bezocht, samen met mijn broer die ondanks zijn hoge leeftijd nog als beste boekverkoper te boek staat. Laatst was hij nog op TV en zijn baas beaamde dat hij gewoon de beste is. De mond van de student staat inmiddels wijdt open. ‘Dat is ook mijn droom meneer, dat boekenbal’. Met een diepe buiging treedt hij achterwaarts, steun zoekend bij collega’s die hem troostend opvangen.

Fluisterend en mij niet uit het oog verliezend spreken ze met elkaar. Ongeloof heeft zich van hun meester gemaakt.  Hun gefluister blijft niet onopgemerkt en andere gasten willen er het hunne van weten. Uit alle hoeken van de winkel snellen ze toe en staren mij inmiddels aan met opengesperde ogen. Ik geniet ervan, van mij mag het nog even duren.

Tegen sluitingstijd komt er pas verandering in het tafereel. De meesten zijn bijgekomen van de schrik en durven eerst nu om een handtekening te vragen, Met verve krabbel ik mijn naam op borsten en billen en als de winkel leeg is wil ook het personeel een blijvende herinnering. Als laatste komt de jongste bediende langs voor een afrondend gesprekje. Zijn adoratie lijkt inmiddels verdwenen. Bijgekomen van de emoties heeft hij het schouwspel van een afstand gevolgd en heeft zich suf gepeinsd wat er achter mijn brede glimlach kan zitten.

‘Mag ik weten hoe u heet meneer ?’.
Wat zal ik antwoorden …..

Als ik mijn naam zeg verstikt hij.

‘Bent u wel echt schrijver meneer en spreekt u wel de waarheid meneer ?’.
Wat zal ik antwoorden …..

‘Niets dan de waarheid jongeman, wat heb ik anders het afgelopen uur gedaan ?’.

Castor en Pollux

Warm is het, te warm om te slapen. Half vier, ik ga er maar weer uit en loop onrustig door deuren en langs ramen. Staand voor een open raam kijk ik naar de sterrenhemel die zich schijnbaar deze nacht wil laten ontdekken.

Links naast een bijna verborgen maan staat een heldere ster die uitnodigend straalt waardoor ik me af vraag wat zijn of haar naam is. Mijn fotovriend – natuurkenner van korstmos tot kosmos – heeft me getipt over een mooie app die de sterrenhemel een naam geeft. De afgelopen nachten heb ik hem vaak gebruikt en ben ik verrast over zijn werking en de informatie die hij biedt; er gaat een wereld voor je open, een die groter is dan waarop ik nu op rondloop. Venus is het, geen ster, maar een planeet. Ik heb het verschil gisteren nog aan mijn kleinzoon uitgelegd; je bent alleen zichtbaar in het licht van een ander. Maan en Venus, beiden planeten die het van een ander moeten hebben.

Als mijn ogen verder aan het duister gewend zijn zie ik nog verderop links van de maan twee kleine lichtpuntjes, het blijken Castor en Pollux te zijn, de helderste sterren van het sterrenbeeld Tweelingen. Mijn associatief brein neemt me mee langs oude beelden en herinneringen als reiziger door tijd en ruimte. Ik wordt er rustig van; te weten onderdeel te zijn van een groter geheel geeft de mens rust – niet langer alleen te zijn in een slapeloze nacht.

De afgelopen weken brachten juist wel een sfeer van eenzaamheid en onrust. Beperkte levensruimte en contactloos leven vormden de contouren van ons bestaan. We haalden onze rolstoeldochter naar huis om haar te beschermen tegen een onzichtbare vijand en zelf maakten we korte uitvluchten naar een vaste plek op een naburige camping. Heen en weer in tijd en ruimte …..

Op de app lijkt een satellietspoor de sterren en planeten in twee werelden te plaatsen; die van licht geven en die van licht ontvangen. Net zoals in de mythologie de Griekse tegenhangers van Castor en Pollux. Zij verbleven de ene dag als goden op de Olympus en de andere dag als sterfelijke zielen in Tartaros; evenzo voelde ik me soms heen en weer geslingerd tussen twee soortgelijke werelden.

Maar nu is er dus even rust en nadat ik de app leeg-gelezen heb besluit ik mijn eigen ‘Leda’ weer op te zoeken in de hoop de slaap te kunnen hervinden. Verrassend hoe soms twee werelden tot één versmelten als je tijd en afstand even de ruimte geeft.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Castor_en_Pollux

één zwaluw maakt de lente niet

terug ben ik van weggeweest
mijn vrienden zijn ook meegekomen
we brengen samen lentezon
anders was ik alleen geweest

terug ben ik van weggeweest
mijn vrouw is ook weer meegekomen
we brengen samen levenshoop
anders was ik voor niks geweest

heen ga ik dan van hiergeweest
met al mijn kind’ren hier geboren
en neem dan ook de zon weer mee
zoals het altijd is geweest …….

In- en verhuistraining

Vandaag maar eens mijn hometrainer opgepoetst. Hij stond al een tijdje in de garage en zou op de weggeefhoek beland zijn ware het niet dat mijn vrouw gisteren een opmerking maakte over mijn bewegelijkheid, of beter gezegd het gebrek daaraan.

En dus snel ik de komende tijd met een fictieve 25 kim/uur naar onbekende oorden. Het bevalt me goed, want de TV brengt niets dan onrust en alle herhalingen zijn al meerdere keren bekeken. Kortom: tijd voor een gezonde levensstijl, je lichaam en geest laten bewegen en leegmaken. Net zoals onze spulletjes; bewegen en weg ermee….

Omdat onze kinderen allemaal de deur uit zijn en ze tegen onze hoop in weinig spullen hebben meegenomen, hebben we die beweging zelf maar eens in gang gezet. Wat kan een mens toch wat verzamelen zo door de jaren heen en wat lijkt het juist vandaag de dag allemaal overbodig.

Opmerkelijk is het dat we niet de enigen blijken te zijn; iedereen is aan het opruimen geslagen met als gevolg files bij de gemeentestort. Jammer van de circulaire economie die kringloopwinkels draaiende hield, daar staat het even stil nu. Ik betwijfel trouwens of onze opruimerigheid alleen ingegeven wordt door het feit dat we nu meer bij huis zitten, meer tijd hebben en volgens sommigen zelfs tijd over hebben. Voor de vakantie heb ik namelijk ook altijd die neiging. Het gevoel je huis netjes achter te willen laten heeft wellicht meer te maken dat je de optie openhoud dat je niet meer terugkomt. Zou dat nu ook meespelen omdat het virus dichterbij komt en we vluchtneigingen krijgen en dus weg willen naar verre oorden? Op mijn ‘fiets’ ga ik het niet redden denk ik, want ik zal ingehaald worden door de werkelijkheid. Daarom hou ik de gang er maar in; thuis dus.