madeliefje tussen de stoeptegels

het aarzelend begin van licht
heeft plaatsgemaakt voor middaglicht
de tegels om me heen zijn opgewarmd
ginds loopt een ouderpaar gearmd
en kinderen, die als zovelen
zich stierlijk lopen te vervelen
de zonnestralen zijn van slag
‘t is derde paaswinkeldag

tussen de tegels is mijn eigen stek
oeps – aan de overkant die oude gek
die gisteren mijn zusje plukte
haar zonder schroom de grond uitrukte
mij achterliet met veel verdriet
ik heb geluk, vandaag ziet hij me niet
mijn plek staat al sinds jaren vast
hoop dat zijn hond dit keer niet plast

herwonnen vrijheid

jij zoete wind van recht en waarheid
doorstorm de akker van het zwijgen
voer weg het doodskleed van vergeten
toon ons wat zonder graf begraven leek

en als je uitgezuchte boosheid is gaan liggen
roep dan naar wie de akker wil betreden
het niemandsland van schuld en schaamte
van prikkeldraad en grenzeloos gedrag

en wacht
en wacht op haar

en neem van haar haar eigen schuld
haar stenen keien van gestolde schaamte
begraaf ze waar het eeuwig donker blijft
verlicht haar last, herlicht haar leven

doorploeg met haar het oude land
maak nieuwe voren en herstel de aarde
laat haar haar nieuwe dromen zaaien
zodat ze eind’lijk bloeien kan

wie wint verliest

ik ben een vrij gedicht
– eindelijk losgeraakt –
van opgelegde schema’s
van rijm en metra
de mij omsnoerden

bevrijd van priesters
en hun regelzucht
die overlegden over
mijn zielenheil zonder
het mij te vragen

die mij beperkten
om bevrijd te worden
van eigen ketenen
aangemeten door
zelfbedachte demonen

ik ben op pad gegaan
losgeslagen en op drift
geraakt door het verhaal
van hem die weet wat is
om alles te verliezen

en om terug te winnen
het prikkeldraad van regels
heb ik daarom losgeknipt
zodat mijn woorden vrij zijn
om hun eigen weg te vinden

Rijwielstalling

Op een steenworp afstand van mijn woonplaats, ligt het fanfaredorp Giethoorn. Ik kom er graag. Opgegroeid in een slotenlandschap voel ik me er thuis. Vaak huur ik er een fluisterbootje, dit keer uitgezwaaid met een ‘ik zie wel wanneer jullie terug zijn’.

Het is de gewoonte na afloop aan te meren bij het dorpscafé. De Fanfare ligt er weer uitnodigend bij. We worden door de kastelein op de gebruikelijke wijze ontvangen. ‘Heb je nog een plaat bij je?’ Binnen hangt het vol met kentekenplaten, wegwijzers en alles wat plat is en waar iets op staat. Vorige keer bracht mijn kleinzoon een SH-plaatje mee, dat nu achter de bar hangt als uitnodiging om luid en duidelijk te spreken. Als mijn ogen zoekend langs het plafond gaan vraagt hij ‘opa, wanneer neem jij een keer iets mee?’

Ik heb lang getwijfeld, maar nu de jaren gaan tellen besluit ik hem een verhaal uit mijn jeugd te vertellen. ‘Weet je’ begin ik ‘in mijn garage hangt een groot emaille bord waar RIJWIELSTALLING op staat. Ik heb het gekregen van een NS-directeur. Het bord stond jarenlang bij de fietsenstalling in IJsselmuiden, waar ik altijd haastig mijn fiets neerplofte om de trein naar Zwolle te kunnen halen. Toen het gebouwtje afgebroken werd, besloot ik erom te vragen, maar hoorde lange tijd niets. Jaren later belde de NS-directeur naar mijn vader met de vraag wanneer we het bord op konden halen.

Met dat bord in gedachten zoek ik ook nu weer het plafond af. ‘Kijk jongen, als ik dood ben zou dat een mooi plekje zijn, daar boven …..’, nog voor ik uitgesproken ben rent hij naar de kastelein en wijst naar de lege plek boven het biljard. ‘Meneer, kunt u dat plekje daarboven reserveren voor mijn opa, voor als hij dood is meneer?’

de sleutel

kasteel, mijn kasteel, zorgvuldig opgebouwd en ingericht,
serre, uitkijktorens, een zolder met gesloten toegangsdeur,
waarvan de sleutel een verdieping lager ligt te wachten,
te wachten om gevonden te worden door wie wil zoeken,
tot ik, kasteelheer, de deur van mijn gedachten kan ontsluiten

vergeten sleutel, aan de ronde tafel van het samenzijn
door mijn geliefden in hun talige matrijzen gevormd en
aangereikt aan mij, maar die in de strijd verloren ging,
werkloos bleef de deur van mijn gedachten, totdat ik
vond, en zichtbaar werd wat ik – gedachtenjutter – had verzameld

nu hij geopend is zal ik mijn volle zolder binnentreden,
wikken en wegen de veelheid aan gedachten en kiezen,
verhalen en gedichten maken tot jonge frisse bloemen,
ze planten in mijn kasteeltuin, in haar middenhart en in
de perken die ik aangelegd heb voor mijn geliefden

met de kinderen van mijn kinderen zal ik de torens beklimmen,
hun laten zien dat mijn domein zich eindeloos uitstrekt
voorbij de horizon, een volle maan en verre sterrenhemel
daar in de oneindige ruimte, waar onze dromen groeien,
spelen als kinderen, kinderen van de eeuwige jeugd

en in mijn achtertuin, daar waar de zon niet schijnen kan,
zal ik wat ik niet kan of wil gebruiken ophopen op kille grond,
aan de kleine beestjes overlaten totdat ze volverzadigd zijn,
als dan de hoop zijn laatste damp heeft uitgeblazen, dan zal
de tuinman wat nog over is verstrooien in mijn bloementuin

2 juni 2022

woordenvlucht

in de lente
maakte ik vleugels
en wachtte op een
bries die nooit kwam
en bleef geaard
en zweeg

nadat de lente
was gestorven
heb ik mijn vleugels
hoopvol opgeborgen

in de zomer
strekte ik mijn vleugels
en wachtte op de
thermiek die nooit kwam
en bleef geaard
en zweeg

nadat de zomer
was gestorven
heb ik mijn vleugels
hoopvol opgeborgen

in de herfst
ontvouwde ik mijn vleugels
en schuilde voor de
storm die wel kwam
en bleef geaard
en zweeg

nadat de herfst
was gestorven
heb ik mijn vleugels
hoopvol opgeborgen

nu – in de winter
met opgeborgen vleugels
droom ik dat
ik zonder vleugels
vlieg op de woorden
die ik niet zeggen kon

diverse Haiku’s

mist draagt het prille
licht op handen, totdat de
zon het van haar wint

op het vloerkleed rolt
de baby zich om en de
wereld trekt voorbij

we vieren vriendschap
berichten breken in
het eten wordt koud

de boer maait het gras
hondengeblaf op afstand
dichtbij een bijenzwerm

23 maart 2022

 

drie rondelen over vogels

roodborstje

het roodborstje komt me vergezellen
terwijl ik wandel door mijn tuin
en witte bloesem neerdaalt op mijn kruin
het roodborstje komt me vergezellen
als ik van voor naar achter struin
door eigenhandig aangelegde bloementuin
het roodborstje komt me vergezellen
terwijl ik wandel door mijn tuin

mussenzwerm

als de mussenzwerm de heg bevolkt
weet dat de avond is gevallen
en het gekwetter langzaam uitdooft
als de mussenzwerm de heg bevolkt
de zon zijn stralen voor zich houdt
de heg zijn warmte binnenhoudt
als de mussenzwerm de heg bevolkt
weet dat de avond is gevallen

ooievaarspaar

cirkelend ooievaarspaar op stijgende lucht
een voorjaarsdans op hoog niveau
elkaar verkennend totdat herkenning volgt
cirkelend ooievaarspaar op stijgende lucht
het pasgevlochten nest wacht op hun paren
hun bekgeklap doorklieft het stille dal
cirkelend ooievaarspaar op stijgende lucht
een voorjaarsdans op hoog niveau

23 maart 2022

 

Rondje Rogat

In de buurt van mijn woonplaats Meppel ligt het gehucht Rogat, een paar huizen op een kluitje langs de oude Hoogeveense Vaart. Een fors bemeten sluis doceert het water dat van de Drenthe Heuvelrug komt op weg naar wat het afvoerpuntje van Drenthe heet – Meppel. Met enige regelmaat doe ik een rondje Rogat voor een ‘waarnemende wandeling’ en schrijf woorden en zinnen in het kleine – met roze elastiek omspannen – notitieboekje dat ik altijd bij me heb. Thuisgekomen doorblader ik het en vul het soms aan met wat ik gezien-gehoord-geroken-getast heb. Zo ontstaan ruwe schetsen van waaruit ik een schilderijtje zou kunnen maken – of zoals dit keer – Haiku’s. Gevormd op het palet van mijn verbeelding vertellen ze hun eigen verhaal.

de paarden eten
nu nog rustig samen, straks
vechten de rassen

vissers, turend aan
de waterrand, wachtend op
een eerste rimpel

zittend op een paal
vangt de aalscholver met zijn
vleugels de warme zon

de Rogatsluis breekt
het zoekend water van de
Hogeveense Vaart

’t Kuipersdijkje slaapt
zandpad – karrespoor – molshoop
boerderij in ruste

ginds draagt het land een
koeienstal op flarden mist
ark in de branding

De Knijpe – tolhuis
witte balken zijn doelloos
als open armen

10 maart 2022
Haibun